zien ze dat de stof die vraagstukken niet oplost, integendeel, die vraagstukken ingewikkelder maakt. De ontdekkingen bevatten geen enkel antwoord, de industrie blijft stom. De wapens verspreiden den dood; geen enkel werktuig schenkt het leven. De volkeren gaan vooruit, werpen, als in beweging zijnde legers het stof, vraagstukken op, en, in de duisternis die zij gemaakt hebben, hebben ze den weg verloren.
Aan de 19e eeuw was het weggelegd den mensch te omringen met de wonderen der industrie, den veroveraar te plaatsen te midden van zijn veroveringen en hem te zeggen: ‘gij hebt uw vertrouwen in de uitvindingen gesteld, te midden van haar zult gij sterven; óp haar en dóór haar sterven.’
In de vorige eeuwen had de menschheid moeite met kleinigheden gehad. Thans heeft ze een universeelen last, ze beweegt zich in een doolhof, zonder in iets orde te kunnen brengen; welke zorg zij er ook aan besteedt, altijd komt zij tot hetzelfde resultaat: zij verstoort.
Tot aan deze eeuw was de mensch gekweld geworden door sommige hartstochten, zooals liefde, haat, afgunst, gierigheid. Nú zijn een maatschappij en een litteratuur geboren die vaststellen dat de onrust de wortels der ziel heeft bereikt en tot zelfs de oude wanorde veranderd heeft. Achter die genoemde en gekende hartstochten zien we dìe passie terugkomen die in de christen eeuwen nóch een naam had, nóch wier bestaan men kende en die door de heidenen genoemd werd: toedium vitae. Welnu, die walging van het leven is anders niets dan een ontzettend God-noodig-hebben.
Terwijl de litteratuur in die nieuwe angsten der menschelijke ziel slechts een middel zag om nieuwe effecten te voorschijn te roepen, getuigde de maatschappij door de realiteit der crisissen, dat het kwaad ernstig was.
Tot nog toe is onze eeuw er eene geweest van aardbevingen.
Alles is onmachtig geworden om zichzelf met eigen verstand te leiden. De wetenschap stort zich in het materialisme, de kunst in het realisme. Dáár aangekomen, beschouwt de kunst wonden als ornamenten en de verovering van een graf als de bemachtiging van een troon.