| |
| |
| |
Kerkramen en paneelen van Lodewijk Schelfhout
Men heeft eenige weken geleden in de koeranten bericht kunnen lezen omtrent een acht-en-zestigtal paneelen en een zes-en-twintigtal glas-inlood-ramen van Lodewijk Schelfhout in het zuiver-mooie kerkinterieurtje van de kapel van de St. Ludgeruskweekschool te Hilversum.
Aan de hand van een viertal reproduksies, die van dit karakteristieke en biezonder-mooie werk zeker een levendige indruk geven, voorzooverre de kleur-looze fotoreproduksie dat vermag te doen, moge hier een sobere beschrijving van deze ramen en paneelen, met hier en daar een verduidelijkend en verklarend woord, volgen.
De kunstenaar is van begin af aan er toe gedreven geweest, om iets te maken, wat als dienende schoonheid zou samengedrongen zijn rondom Gods tabernakel, het middenpunt der kerk, waaromheen alles zich konsentreert. Het altaar immers is het sentrale punt van de godsdienst en het levende warme hart van de katolieke kerk, waaruit warmte stroomt door het geheele leven, en in de geluidlooze klop waarvan de levenskracht wordt nagegaan in alle ledematen.
De techniese behandeling van de paneelen is eigenlijk heel eenvoudig. De figuren zijn op het blanke hout geteekend, vervolgens er-in gesneden en daarna gebeitst. De teekening heeft de mogelijkheid van lichte, effektieve nuanseeringen verwezenlijkt en de dekoratieve verluchting met een spaarzaam aangewend goud bereikt hier-en-daar een even sterk als sober effekt.
De paneelen in de vier zijden van de altaartombe stellen tafereelen voor uit het verblijf der Joden in Egypte en hun doortocht door de woestijn naar het beloofde land. Van het aanbrengen dezer tafereelen in de vier altaarzijden is de simboliese zin déze: wij ook gaan door de woestijn van het leven rondom het altaar, het zinnebeeld der menschheid van Christus, naar het beloofde land. Er ligt een groote rust en een verstilde innigheid en een zeer teedere geheimzinnigheid over deze tafereelen, die in onmiddellijke aanraking het altaar zoo op het nauwst omsirkelen.
Het priesterkoor van de kapel, geheel in het midden van de drie armen, waaruit de kapel bestaat, gelegen, heeft een afsluiting met drie Kommuniebanken, die toch kommunikasie tusschen kerk-ruimte en priesterkoor toelaten. In dit priesterkoor zijn twee preekstoelen: op de eene, die aan de Evangeliezijde, is aangebracht een afbeelding van St. Ludgerus, de patroon van de school, met zijn leerlingen; in de paneelen van de àndere preekstoel, die aan de Epistelzijde is een tafereel aangebracht, voorstellende Paschalis, die genoemd wordt de Heilige van de Eucharistie en die, eens toen hij zijn kudde weidde,
| |
| |
in zijn vurig verlangen naar de Eucharistiese God, een verschijning had van de H. Hostie.
In de paneelen van de kommuniebanken ziet men de tafereelen waarin herinnerd wordt aan meerdere verschijningen en het veertigdaagsch verblijf van Christus in de woestijn, van de verrijzenis af tot aan de hemelvaart, wordt verhaald; vervolgens de bruiloft van Canaän, Joseph de Egyptiese schuren vullend, de werkers in de wijngaard, en de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. In de nog steeds nauwe omnadering van het sentrale punt der kapel, het altaar, zijn deze beelden vergeestelijkt, met de uit de altaar-paneelen kontinueerende sfeer van teedere geheimzinnigheid, en in streng-gestieleerde, realistiese herkenningsvormen. Zóó diep van karakter-beelding zijn deze figuren door het zeer simpele middel van de strakke gestieleerde lijn in gelaten, in handen en in kleederen, en zoozeer en zoo innig-mooi is de uiterlijke vorm der tafereelen een diepe en zuivere harmoniese uitdrukking van psiechiese in-leving en in-voeling.
◽ ◽ ◽
De paneelen-reeks, die hier is gereproduseerd, is die van de rechterhelft der midden-kommuniebank. Het tafereel is de voorstelling van de verrijzenis van Christus. De apostelen zijn samengedrongen op de plek, waarvan Christus ze uitzond over de geheele wereld, en boven de opgetogen blikken van Zijn Heilige Moeder en van Zijn leerlingen is Christus, bóven de wetten van de zwaartekracht uit, opgestegen en verdwenen in de wolken en in de heerlijkheid. Wij zien hier de apostelen: Petrus de in Christus' laatste opdracht, die hem de sleutelen gaf, nu vol-uitgegroeide, met naast hem de maagdelijke Sint Joannes en Jacobus de Mindere, in de Schrift genoemd met de innige naam van broeder des Heeren, vóór-òp, wij zien ze in drie rijen van drie zich bij deze eerste groep aansluitend, niet meer als de menschelijk-toch-maar zwakke en hulp-behoevende visschers, maar zóó ideëeel, zóó verklaard, zoo gróót uitgebeeld in de grootheid hunner ontzaggelijke apostel-roeping. Uit de Schrift kennen wij in grove vorm de aard en het wezen en de ervaring van elk dezer kinderen, zooals die zich in hun aktiviteit rondom de met hen omwandelende lieve Meester manifesteerden, en uit de uitbeelding hunner gelaten herkennen wij ook elk van die twaalf karakters, maar één, sinteties één in het reageeren op dit groote gebeuren, dat hun opgetogen, nauwelijks nog verwonderde oogen en harten ervaren. In de ideëele uitbeelding dezer in hun apostel-roeping toch kinderen geblevenen treft het groote en zuivere evenwicht in de uitdrukking van elks ekspressieve trekken en de stille taal van elks ekspressief gevouwen handen, die roerend-zuivere eenheid
| |
| |
van gedachte, die elks eigen temperament en elks eigen levenservaring harmonies op-lost in de unieke eenheid van hun geloof en van hun liefde en van hun roeping.
◽ ◽ ◽
De tafereelen in de gebonden ramen-sieklus, ontleend aan oud en nieuw testament en aan de openbaring, zijn dadelijk veel beweeglijker, veel levendiger. Maar ook ten rechte is dat zoo. Zij vormen immers, als de in de kerkruimte het verst van het altaar verwijderde dienende schoonheids-objekten, het kontakt tusschen kerkruimte en buitenwereld. Daar buiten sterft wel de rustige, de serene liturgie weg, maar de lieve God blijft met de Zijnen.
De ramen brengen op zich-zelf het dadelijke kontakt tusschen kerk, bijbel, geloof aan de eene en het leven aan de andere kant. De momenten uit de bijbel en de openbaring van Sint Jan zijn hier opgeroepen in beelden, die niet enkel leeraren omtrent de Schriften, maar die daarbij gelijktijdig, in de welsprekende, gloeiende taal der figuren en der wonderlijke kleuren, stemmingen en sentimenten suggereeren, waarin we onze eigene ziels- en gemoeds-ervaringen zoo vertrouwd terugkennen. Het bóven-zinnelijke wordt hier waarneembaar gemaakt in een zinnelijk zoo diep en door-purend te ervaren simboliek!
◽ ◽ ◽
Het eerste raam van de sieklus, die in de noordelijke murenhelft aanvangt, brengt de verbeelding van de Geest Gods, zwevend over de wateren, naar het woord uit Genesis I - 2: Spiritus Dei ferebatur super aquas. Men vindt dit raam bij dit artiekeltje gereproduseerd. De lucht is van een klaar uniek-getoond blauw met licht-roze en violette wolkjes. Daaruit valt een grandioze stralenbundel, van een gloeiendgeel met een kern-vorming van oranje puur als vuur, zich openspreidend naar de oppervlakte van de wateren, neer. En in die grandioze, streng gestieleerde lichtval, waarvan de stralen-suggestie verkregen wordt door lood-lijnen, daalt, simbolies geteekend in de duif, omgeven door blauwe, roze en lila wolkensirkeltjes, de Geest Gods over het water. Het water, vervuld van het onrustige rietme van zachte stuwingen en kabbelingen, waarvan de suggestie verkregen is door het middel van lood-lijnen en sobere arseeringen, is van een diep-getoond groen, onderbroken met lichter tinten van smaragd en olijf, met naar de oppervlakte, naar bóven toe heel lichte refleksen van het geel van de open-gespreid op het water stàànde gele lichtbundel. Wonderlijk-zuiver is in dit raam, zoo harmonies van kleur, verbeeldingsvorm en uitdrukking, het evenwicht tusschen de verbeel-
| |
| |
Een der tafereelen van de Communiebanken: De Hemelvaart van Christus.
| |
| |
De Zondenval van Adam en Eva. Het moment der verleiding van Adam door Eva.
Adam en Eva uit het Paradijs verdreven.
Het eerste raam van den cyclus: De Geest Gods zweeft over de wateren.
| |
| |
ding van de visioenaire realiteits-voorstelling, zooals het Genesis-woord die voor het oog van de geest oproept, èn de idëeele voortzetting van het wezen der natuur naar de simbolies-verbeelde Bóvennatuur.
Het tweede raam brengt in beeld Genesis I, 24: Producat terra animam viventem in genere suo: een tafereel van een weelderige aarde, vervuld met bijna realisties geteekende dieren. De teekening der figuren in alle ramen geschiedt enkel door het middel van de om-trekkende loodlijn. En in dit tweede raam vangt ook het zuidelijk landschap aan, waarin Schelfhout de ramen-tafereelen geplaatst heeft. In dit zuidelijke landschap is Schelfhout de traditie van zijn kubistiese details en normen trouw gebleven. We herkennen er-in zijn zuidelijke, romaanse landschappen, in vorm-geving en kleur verbeeld niet zooals hij ze in de realietit heeft gezien, maar zooals ze zijn gedacht door de verbeelding, die door de aanschouwing der realiteit werd in werking gezet. En in alle ramen is dit landschap de welsprekende onmiddellijke uitdrukking der opgetogen, begeesterde waarneming van Gods mooie, bloeiende aarde!
In het derde raam zien we de schepping, de oprijzing van Eva uit de zijde van Adam. Het is als de onmiddellijke in-beeld-brenging van de geest van Vondels twee-spraak tusschen Adam en Eva, die aanvangt met de woorden: Daer rijst het alverquikend licht! In een gewaarwordings-ekstazieering aanschouwt Adam de heerlijke aarde en Eva strekt de armen wijd-ópen uit naar het licht van Gods genade, dat in een felle stralenbundel op het eerste mensenpaar toeschiet. Het landschap is liefelijk, de hemel schittert van lichte tinten.
Het pendant van dit raam - ieder der ramen in de noordelijke murenhelft heeft zijn pendant in die der zuidelijke - brengt in simboliek de als hemelkoningin uit de zijde van Christus, de bruidegom òprijzende geboren kerk, de bruid Christi: welsprekende, leerarende simboliek, waarin het in het kerkgebouw komende volk het bovenzinnelijke wel moet verstaan!
Boven de zondenval der eerste mensen in de lusthof, Ädam en Eva, die staan onder de boom van kennis van goed en kwaad met de verleidelijke wijnroode appelen, dreigt de sombere lucht aan in donkere tonen van blauw, paars en ruig-grauw. Maar de lichte tinten in de hemel zijn nog niet verdrongen. En naar de kant der witte engelen ter rechterzijde is het landschap even weelderig als vredig: de door de godheid geplante hof, geplant tot een gerust verblijf, waar groeit al wat het hart kan wenschen! In het landschap zien we de zuivere kleuren der toonschalen van het rood, bruin, paars en groen. Eva is zich niet bewust van de daad, die ze doet, en heel haar gelaat drukt de beroering uit der influisteringen van de duivel. Zij staat afgekeerd
| |
| |
van de haar met Adam als doorschietende en omvademende stralen der genade Gods, die men, in lineaire lijnen van een hard-geel verbeeld, uit de rechter-bovenhoek naar het midden-punt van het tafereel ziet toe-schieten. Adam, die de aangeboden appel zal aannemen, ervaart de huivering der zonde, die hij op het punt staat te begaan en hij kijkt angstig naar de sombere lucht.
O welk een strijt! hier staet het vrouwebeelt; daer Godt
Hier vleit me haere bê: daer dreigt me een streng verbodt
Aan Adams zijde staat de leeuw, ruig-geel, beeld van mannelijke kracht, aan Eva's zijde de pauw, een blauw gevederd lijf in de halve omsirkeling van de goud-gele open-staande staartpracht, beeld van behaagzucht en pronkgrage schoonheid. Simboliese aksenten, zinnelijk zoo krachtig verstaanbaar gemaakt, dat ook de zeer simpele van geest ze onmiddellijk zal vatten!
Links zien we al de twee engelen, in kleeren: de eene van een diep-blauw, de andere in een van een gloeiend-rood, met de vlammende zwaarden. Het drama stuwt on-onderbroken voort, en deze twee engelen, die het verloren paradijs zullen bewaken, verbinden dit raam met het volgende, dat men mèt dat van de zondenval bij dit artiekel gereproduseerd vindt.
Roerend schoon is het tafereel in dit raam. Ädam, de gevallene, heeft de harde strijd om het bestaan in het zweet van het aanschijn aangevangen: hij ziet uit naar de toekomst. Maar Eva, de vrouw, de moeder gewordene, met haar kleine kinderen aan haar schoot, tuurt mijmerende de andere kant uit, naar het verleden, naar het verloren geluk, het verloren paradijs.
Hoe is mijn staet verkeert! ick dwael gelyck de blinden
En zoecke d'oude rust, en kanze nergens vinden!
Zij is immers de vrouw, die in al de overstelpende weemoed der herinnering schreit naar het liefs dat ze verloor, en in de menschelijke uitdrukking van haar diepe smart ervaren we het eigen sentiement van weemoed om verloren liefs, en ons eigen berouw om het door de zonden verloren en door eigen schuld kapot gemaakt geluk.
De hemel in de richting van Adams blik is doorschicht van lichttinten: de richting van zijn blik is de toekomst en in de toekomst is de verzoening tusschen aarde en hemel nu al beloofd! Ook, uit de rechterhoek van het raam, overschijnen de stralen van Gods genade nog het uit het paradijs verdreven eerste menschenpaar. In het landschap wisselt het mooiste groen zich af met het klaarste paars, het puurste kobalt blauw en teeder violet.
| |
| |
In de ramen, in de noordelijke murenhelft, blijft de lucht nog donker en somber, het drama stuwt in de ramen voort: het offer van Abel, de ark van Noach staande op een berg, onder de regenboog, terwijl het water daalt langs de bloot-komende bergtoppen. De volgende ramen brengen: het offer van Abraham, Mozes in de ekstazieering der aanschouwing van het beloofde land: er komen lichter tinten in de luchten, - Koning David, de Zanger, die in de zuivere snarenstem van zijn harp de naderende komst van den Messias zingt, de kleine en groote profeten, die op de tinnen der daken het uit het Oosten komende licht van de nieuwe dag aanschouwen. Dat licht wordt helderder, puurder, doorschicht en doorgensterd der brandingen van het goudglas.
En eindelijk, in het eerste der ramen aan de zuidkant komt de Verlosser: het raam van Bethlehem, het stalletje, dat eksterieur is afgebeeld, om in de gebonden stuwende voortgang het rustpunt van een interieur te vermijden. Daarna zien we de knaap Jezus met een schaapje, in gezelschap van Zijn Moeder en Zijn Beschermvader uit de tempel terugkeeren naar huis, vervolgens Johannes die Jezus doopt in de Jordaan.
En dan het heerlijke tafereel van Christus met zijn dissiepelen loopend in het koren: uit de lichte hemel vliegen de vogels naar de wenk van Jezus' opgestoken hand, en in de verte zijn de maaiers aan de arbeid. In deze beelding, uit de vrede waarvan zoo een diepte van geest zingt, ontmoeten we de heerlijke, dagelijksche werkelijkheid van de schoonheid van de landarbeid en het liefelijke der natuuraanschouwing en der natuurgewaarwording in de onmiddellijke nabijheid van het heilige.
Judas verschijnt, de in de stoffelijke armoede en uiterlijke onaanzienlijkheid van Christus' omgeving teleurgestelde. De lucht wordt donkerder in opake tinten van blauw en versomberend paars. Gethsemani: de ter aarde neer geworpen Christus bidt de Vader, om, indien het mogelijk is, de Lijdenskelk te doen voorbijgaan. Vervolgens het raam waarop we de in Gethsemani slapende apostelen zien. Zij slapen zóó, dat men onwillekeurig geneigd is te zeggen: wat slapen ze rustig in de onmiddellijke, heilige nabijheid van de verscheurde Godmensch, zij, die aan oogenblikken van natuurlijke zwakte zoo bloot stonden en tegen de aanvechtingen van hun menselijke natuur zelfs in dit ontzaggelijke oogenblik niet waren bestand.
Zoo naderen we Golgotha: het pendant van het raam van de zondenval, de verzoening tusschen aarde en hemel, die haar heerlijke en liefelijke triomf zal beleven in de aanbidding van het Lam. In het daarop volgende raam ziet men Johannes, Joseph van Arimathea en
| |
| |
Magdalena naar het graf van Jezus gaan, zooals verscheurde menschen bedroefd. Maar bóven hun droefheid is de vreugde van de lichte hemel: blauw en stralend geel en wit; want licht in het aardsche lijden en de menselijke droefheid niet de onverstoorbaarheid van Gods vreugde.
En tot slot, na het reeds als pendant van Eva's schepping besproken raam der verbeelding van de als hemelse Koningin uit de zijde van Christus oprijzende kerk: het apokaliptiese visioen der aanbidding van het Lam Gods: God de Vader en God de H. Geest, en het Lam rustend, met vaandel en wereldbol op het boek, gesloten met zeven zegels. Het Lam wordt aangebeden door Adam en Eva, Mozes en David, Isai, Joannes de Dooper en Sint Joseph, de beschermer van Jezus, de vier Evangelisten - het onmiddellijkst er-om-heen geplaatst - de ouderlingen en priesters. Het is de heerlijke roerende, de liefelijke en grootsche in het hart grijpende ver-beelding van de diepe kern van de begin-en-einde samenvattende kern van het geloof: Gods menswording in haar oorzaak: de zonde van de mens, èn haar gevolg: de verzoening van God met de mens.
◽ ◽ ◽
Bij de beschouwing van deze glas-in-lood ramen moet, in de wetenschap, dat deze vorm voor 't eerst door Schelfhout wordt toegepast, de groote ge-asjeveerdheid van die vorm wel bizonder opvallen. Schelfhout, wien de krietiek niet nagelaten heeft te zeggen, dat zijn bizondere kwaliteit als schilder nooit de koloristiese is geweest, heeft de eerste keer de beste de kleurmogelijkheden van deze vorm geheel verwezenlijkt. Zóózeer is een stuk der waardekracht van deze ramen gelegen in de koloristiese magnifiesensie ervan, dat de kleuren, als objekten van zinnelijke ver-beelding en ervaring voor de Noordeling bijna verbijsterend zijn. Zij blijven echter in hun hevige ekspressie in volkomen harmonie met de psiechiese kern der voorstelling en dragen de brandende doortrilling der psiechiese in-voeling van het diepe Wezen van 't ver-beelde.
Dit werk in deze schoolkapel opent een krachtig getuigende kijk op de mogelijkheden, die in de kerkelijke kunst te verwezenlijken zijn.
ANTOON COOLEN.
|
|