Roeping. Jaargang 3(1924-1925)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] [Rob de Wilt] Geen enkele vreugde hebt Gij voor mij naar 't schijnt uitzonderlik gezet ik heb op alle dingen aandachtig gelet zij gingen voorbij - lieten mij pijn wonderlik nu beproef ik U in deugden en machtig gebed. Is het dan zo schoon dat de zon opgaat om te zinken dat 'n koe in de weiden staande, de geur der tijden om haar heen, gekalfd zal hebben, en in de kracht van haar leven verslinken, kan van bloemen en vogels 't kort-hier-zijn verblijden? Elk meisje lacht tevergeefs mij tegen want ik heb van de aarde om te eten niets gekregen hun zoete woordjes wonden mij als loden kogels en ik mag hun bedoelen toch niet vergeten - Gij blaast over de wateren en zij verstarren voor mij als ijs Gij schudt de bomen en zij verliezen blad en vruchten, doet witte wolken voorbij-gaan en alle alle geruchten van regen en wind al naar elk jaargetij. het meisje komt niet weer om mij te zoenen want ik kwelde haar met de eentonigheid mijner sermoenen en de zang van mijn liefde had 'n versleten wijs. Gij keert wel altijd in alle dingen weer ik echter proef der dingen vergankelikheid en Gij blijft mij over - maar ik erken U niet Heer want met der aarde te zijn breekt mijn aanhankelikheid - - Breek mijn goed-willen als voor de Emmaus-gangers het avond-brood in dit uur voor mijn dood dat mij de lauwe geur ten leven wekt. ROB DE WILT. [pagina 41] [p. 41] Nu kan hij komen om den scherpen hoek der straat mijn kleine vriend voor zijn beloofd bezoek. Nu al zie ik de kuise ronding van zijn gelaat om et prille blauw zijner ogen en in mijn denken staat de lauwe boog van zijn stem als et Requiem in 'n kinder-Mis: als hij bij me is zal ik smaken zijn blik als 'n Moederkus en zijn zinnekens als et naief gespeel van 'n straatjongen op 'n mondorgeltje - Waarom bloost hij zooveel als hij dicht bij mij staat? ben ik hem zo'n goed gezel als ik hem van 'n meisje vertellen laat? o God, zijn kleine arm om mijn nek verstrikt mijn woorden om ze te vangen in de korf van zijn hart mogen ze er binnen-gaan als nijvere bijen die bouwen de witte was voor de Maria-kaarsen en de zoete honig op et morgenbrood van Jantje. ROB DE WILT. Vorige Volgende