Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] Magdalena. De zonde had ze gedronken als likeur; in los gewaad had ze nachten gedanst, hart en handen aan de minnaars harer dolle oogen. Op 't klavier van haar hart zong ze lied'ren voor de zon; haar lach zoet vocht in doorschijnend kristal. De sterren weenden waar zij - gepoeierde vrouw - aromata brandde aan de wulpschheid harer jaren; de maan zat weggedoken in haar grauwen sluier om de zonden van het meisje. Toen kwam de Meester; ze hoorde Z'n stem, Sinds hingen haar blikken aan Z'n bloeiende lippen, Z'n woorden dronk ze gulzig als wijn. Zij, zondares, aan de voeten van den heiligen Christus; aan de eenzaamheid sprak ze van den witten Bruidegom harer ziel. Ze weende nachten lang: toen stond op Golgotha 'n kruis en gebroken aan z'n stam Magdalena; [pagina 345] [p. 345] op 't ruwe hout lei ze haar tranen, en driftig kuste ze de doorwonde voeten, die ze straks in hun gaafheid zoende met d'r blonde haren. Magdalena, lelie op 't hout, waar Jezus stierf. JOZEF VAN AALST Vorige Volgende