Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 260] [p. 260] Gebed voor mijn volk tot Jezus in de kerker. Fluister-gemeenzaamheid hebt Gij gegeven aan de velen, wier rustige zielen komen en gaan: een nardus-vloed over Uw voeten. Maar mij hebt Gij gewekt, dat mijn leven zou zijn het hulpgeschrei van mijn arm volk in Godsnood, en Uwe stilten gaaft Gij mij niet. In de tumulten van Uw heerlikheid riept Gij dit lied: vlijmende dissonant. Als schril gefluit op een hoek, waar het niet werd verwacht, scherpe zoeklicht-flits in een zomernacht, scheurt mijn geschrei de gelatenheid van die zelfs het klagen verleerden, de mensen van Brabant. Ik weet: mijn ziel is rond het Tabernakel van Uw rust ònrustige vleermuis. Toch hebt Gijzelf mij gewild: hulproep voor dat volk, dat werd bedrogen. En daarom ben ik opgestaan waar allen bogen. Want weerstand is niet meer bij ons. Wij zijn er aan gewend, dat men Uw heerlikheid in ons miskent. En Gijzelf liebt gehoord, hoe ze eeuwenlang hoonden de duisterheid van Uw eigen huis. Wij dulden van wie zelf de lichten doofden, die spot. Hoelang nog? - God! [pagina *29] [p. *29] HUBERT EN JAN VAN EYCK: De Aanbidding van het Lam Gods [pagina *30] [p. *30] HUBERT EN JAN VAN EYCK: De Aanbidding van het Lam Gods [pagina *31] [p. *31] HUBERT EN JAN VAN EYCK: De Aanbidding van het Lam Gods (Altaarstuk te Gent: middenstuk) [pagina 261] [p. 261] Wij móésten wel worden een sleurbent achter verfrommelde vaan, toen Gijzelf niet meer stralend vooraan mocht gaan in remonstrans-glorie zegenend pleinen en wegen. Van ontrouw volk hebt Gij geleden smaad en geseling, doornekroon en kruis en wat te lijden was àlles. Dit niet: bij Uw getrouwen zit Gij gekerkerd in Brabant: de straf-sel van Kristus. Daarom zal mijn bede geen jubel zijn nu allen jubelen voor U. In mijn bloed is de roep van mijn volk om Uwe glorie. Alle de straten van Brabant staan open voor U. ANTON VAN DUINKERKEN Vorige Volgende