Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 256]
| |
De aanbidding van het Lam GodsVoor een samenleving, die kunst en kunstenaar slechts aan haren zelfkant ontmoet, aan de zijde waar het reëele nuttigheidsbeginsel niet primair is, misschien zelfs geheel vergeten, waar een luttel schoonheid geduld wordt voor het vullen van leege uren - voor zulk een samenleving moet het een verrukking zijn, in contact te treden met de natuurlijk-gegroeide schoonheid uit tijden, die kunst en leven harmonisch wisten te vereenigen. De wording van het groote kunstwerk, dat waarden draagt die meer dan één geslacht met onverminderde potentie in de ziel grijpen, behoeft van zulk een maatschappelijke constellatie niet immer afhankelijk te zijn, al blijft het waar, dat een wezenlijke gemeenschapscultuur veel vruchtbaarder voedingsbodem voor de kunst vormt dan een tijd met vele verspreide gezindheden en zich-opsluitende individualiteiten. Afspiegeling van eeuwigheid schenken en in tijdeloosheid leven doet ieder kunstwerk, dat in subliemen vorm een groote idee vastlegt, die naar de Waarheid streeft. Maar er schijnen sommige momenten te zijn, waarin de glimlach van den Vader met bijzondere liefelijkheid neerglanst op de geboorte van een stuk hooger kunstleven. Zulk een glimlach is over Vlaanderen geweest, toen Hubert en Jan van Eyck hun altaartafel ‘De Aanbidding van het Lam Gods’ schilderden, waarvan de hemelsche innigheid ons tegenstraalt door vijfhonderd jaren van bang avontuur, van volksmythe en kunstenaarslegende. Juist voor onzen tijd, die zoo hevig naar de verloren harmonie verlangt, is dit werk zoo groot, omdat het, in hoog evenwicht van impressie en expressie, de zuiverste beschrijving geeft van de verzoening tusschen hemel en aarde, tusschen God en mensch. Technisch-wonderbaarlijk, voor den tijd waarin het ontstond, accoord van de edelste traditie met de stoutmoedigste ontwikkeling, blijft toch de eerste en voornaamste verdienste dezer altaartafel de diepte van geest en gemoed, die er uit spreekt, de sereene adoratie van het onderwerp: daarin ligt de fundamenteele waarde, de beheerschte eenheid, die van een hooger orde is dan technische vervolmaking op-zich-zelf ooit kan scheppen. Temeer is deze grootheid van geheel en onderdeelen verwonderlijk, omdat ‘De Aanbidding van het Lam Gods’ is ontstaan in het begin van een ‘herfstgetij’. Het gewrocht der gebroeders van Eyck is beeldend symbool van de begonnen kentering in de middeleeuwsche levenshouding, welke een eeuw later positief zou doorzetten, maar omdat het overal de maten van het systeem overstijgt, behoudt het een waarde, die aan geen tijd gebonden is. Zóó zijn de feiten: als de gebroeders Van Eyck leven en werken, | |
[pagina 257]
| |
worden de schaduwen der Renaissance reeds voorafgeworpen. (De reformatie begon niet, toen Luther zijn stellingen aanplakte). De laat-gothiek viert zich, opterend van heimwee naar het onbereikbare, extatisch uit in overdadige weelde van vormen. Mèt de scherpe waarneming van het détail, de analyse der natuur, wordt de ik-analyse geboren. Men is zoon van de Heimat, maar de buitenwereld kwelt met zachte bekoring van geheim. Het eerst en het felst moest in het Noorden Vlaanderen reageeren, dat onder de regeering der Bourgondiërs een tijdperk van groote praal en weelde beleefde. Maatschappelijke toestanden beheerschen immer de ontwikkelingskansen der kunst en zonder den rijkdom der edelen en burgers van Gent en Brugge is de bloei van de Vlaamsche kunst in de vijftiende eeuw niet denkbaar. Hieruit wordt het verschijnsel-Van Eyck, in dien tijd en op die plaats, grootendeels verkaard, wordt ook aannemelijk, waarom de Vlaamsche primitieven van zooveel grooter beteekenis waren dan die van Holland (Albert van Ouwater, Geertgen tot Sint Jans, de meester van Delft), waarmee zij toch in niet gering contact moeten hebben gestaan.Ga naar voetnoot1) Het hofleven en de centra van den handel trokken de beste kunstenaars tot zich. De economische welvaart maakt de zorgen voor het dagelijksch bestaan minder drukkend, daarmee stijgt de belangstelling in geestelijke zaken, onderzoek treedt in de plaats van geloof, mystiek wijkt voor de realiteit, en het zielsconflict is ontstaan. Hier is de renaissancemensch al in aanleg aanwezig. Dit wijken van het algemeene voor het bijzondere nemen we ook in het Gentsche altaarstuk waar. Is het de triomf der middeleeuwsche Noord-Europeesche schilderkunst: tegelijk is het een begin van overgang der dienende schilderkunst (muurschildering, miniatuur) naar de schilderkunst als vrije kunst. Wel mag men hier nog van gothische schilderkunst spreken, maar een eerste afwijking van de feitelijke ‘gothische’ levenshouding valt toch reeds te bespeuren. De natuur wordt met de grootste aandacht geobserveerd, tot in haar kleinste vezelen, perspectief, ruimtebeelding worden met nieuwe en belangrijke vondsten verrijkt, ook al zijn deze nog niet op wetenschappelijke normen terug te brengen en al beelden de schilders sommige figuren geheel onafhankelijk van de afmetingen der omgeving waarin zij vertoeven - een naïveteit, die geen ernstig beschouwer van middeleeuwsche kunst kan hinderen. De virtuositeit der Van Eycks, die geladen bleef met het diepste en zuiverste sentiment, torent hemelhoog uit boven al hetgeen de middeleeuwsche mensch tot dan toe was gewend. Italië aanvaardt en bewondert deze | |
[pagina 258]
| |
schilderkunst, zooals het met den gothischen bouwstijl deed en met de polyphone muziek der Vlamingen zou doen, het kreeg door de koene greep dier Noorderlingen een sterke stimulans in den strijd tegen de overheersching der architectuur en vond eerst toen kracht voor de groote tegenbeweging van het Zuiden: de verspreiding van den renaissancestijl. Toch, ondanks deze voorafspiegeling van een nieuwen tijd, blijft in de schilderkunst van het Gentsche altaarstuk sterk de synthetische trek, het contact met kerk en leven. Het is de schoonste openbaring van de levensbeschouwing der scholastieken, het is ‘stichtelijk’ in den meest-verheven zin, het leeraart het volk, dat in het kerkgebouw Bijbel en Overlevering zoekt en alles wat den geest van de aarde kan verheffen, het predikt de christelijke heilsleer en maakt het heilige tot dagelijksch-ontmoete realiteit. God is in het midden van Zijn heiligen en in de wonderen der bloeiende aarde. Rondom den troon van het Lam wemelt hier heel het bonte, rijke gemeenschapsleven der middeleeuwen, gelaten in het leed, verheugd in de waarheid, die in het hart des volks leeft. De armen van geest vinden hier in zinnelijk-waarneembaar symbool het wonder verhaal van boven-zinnelijke, van eeuwige dingen, sublieme beeldende synthese van geheel het christelijk geloof, van het groot geheim der menschwording van den Zoon Gods, in al haar oorzaken en gevolgen. En in het middelpunt dier bonte wereld staat het magische visioen van Sint Jan.Ga naar voetnoot1) De schilders hebben gebeeld de aankondiging van de verlossing der menschen in de Boodschap aan Maria; den hemel, waarin God de Vader zetelt met Maria en Sint Johannes de Dooper, geloofd en geprezen door musiceerende engelen; Adam en Eva, de bedrijvers der erfzonde, met hun nageslacht vrijgekocht door het bloed van Gods Zoon; de door dit offer verjongde aarde, betreden door engelen, patriarchen en profeten, apostelen en maagden, martelaren en belijders, kluizenaars en pelgrims, ridders Gods en rechtvaardige rechters - allen vol aandacht rondom het bloedende Lam, waarboven de Duif des Heiligen Geestes zweeft en waarvoor de Fontein des Levens ontspringt. Diepte van gedachte en innigheid van gevoel, uitgedrukt in rijkdom van symboliek en gebeeld in edelsten vorm: ze maken deze altaartafel tot een der hoogste openbaringen van christelijke kunst. In de Aanbidding van het Lam Gods is de schilderkunst onttrokken aan haar engere dienstbaarheid, aan de zuiver-decoratieve doelstelling, maar de menschheid wordt nog volkomen gediend in haar geestelijk ideaal, de religieuse idee blijft streng en devoot gehandhaafd. Men verwondert | |
[pagina 259]
| |
zich erover, hoe een feillooze ‘Kleinmalerei’ zóó groot en gestyleerd kan zyn. Want de technische volledigheid en uitvoerigheid werkt nergens belemmerend op de uitdrukking van psychische diepte. Wel zijn de koppen nog leeg van fijnere spychologie (de portretkunst in eigenlijken zin ontstaat pas bij Scorel en Moro), maar deze ‘objectiviteit’ is eerder een voordeel dan een nadeel, ze leidt de aandacht niet af van de verheven devotie der algemeene stemming. En dan: is de grondeloos-geheimzinnige, de wonderbaarlijke uitdrukking van tijdeloosheid in het gelaat van God den Vader niet een eigenschap, die ons veel heviger biologeert dan een beschrijving van persoonlijke gelaatspsychologie ooit zou vermogen? Wie aan schilderlijke weligheid te gast wil gaan, kan het hier overigens onbeperkt doen, zonder dat hij een detail aan zal treffen, dat de grootheid van het beeld-geheel schaadt. Bewondert men de teedere sfeer der landschappen, met de tonig-wegblauwende verschieten, het rijke gewemel der kleuren op de mantels der engelen en de vloeren die zij betreden, het plassen van het licht op lessenaar en orgelpijpen, het fijne spel en gebaar der nerveuze handen (de hand: het tweede gelaat voor de schilderkunst!) die de scherpste ‘psychologie’ vertoonen welke men zich denken kan: men zal den middeleeuwschen meesters nergens ‘kleinheid’ en inferieur behagen aan de materie kunnen verwijten, want één centrale gedachte blijft heerschen over alle deelen. Het loflied op de pracht der wereld is tegelijk een danklied aan Hem, die haar schiep en het menschengeslacht is vervuld van verrukking om de klare gave der groote Genade, die verlossing bracht uit den nacht van dood en lijden. Met de voorbeeldigheid van dit kunstwerkGa naar voetnoot1) voor oogen kan ons ‘terug naar de middeleeuwen’ toch slechts deze beteekenis hebben: terug naar den geest der middeleeuwen. De kracht van een groote religieuse idee, die geheel de maatschappij doordringt, bevat ook alle elementen, die een groote, nieuwe kunst kunnen doen bestaan. Het wekt volledig vertrouwen, als in het middelpunt van zulk een ideologie de Christus Eucharisticus wordt gesteld, door Wiens vrijwillig en onbloedig offer iederen dag opnieuw de verzoening van hemel en aarde wordt hernieuwd. Vandaar komt de wasdom op het nederig werk der menschen, vandaar ook het beeldend middel, dat den goeden wil de mogelijkheden der schoonheid verschaft en de eenheid van geest en stof doet bereiken. JAN ENGELMAN |
|