Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| |
Uit Jan van Ruusbroec's de spiegel der eeuwige zaligheid, of van 't heilig sakramentUit hoofdstuk 1. Hoe men zijn lering verstaan zal.Verkies God ongeveinsd en met 'n vrij hart, en dan zult ge gevoelen dat ge door God van eeuwigheid verkoren zijt. Want om Zijn uitverkoren geliefde heeft Hij gezonden Zijn eeuwige Zoon, die met Hem een is in de zelfstandigheid en met ons een in de natuur. En hij heeft voor ons geleefd, en ons geleerd en bemind tot in de dood. En Hij heeft ons verlost en bevrijd van al onze vijanden en van al onze zonden. En dit heeft Hij ons allen gezamelik gedaan, en gezamelik gegeven en gelaten al zijn Sakramenten. En hierom, wilt ge hem in liefde verkiezen, dat zij u 'n teken dat ge van eeuwigheid verkoren zijt. En omdat ge hem hierin geloven en wel betrouwen zult, zo heeft hij u gegeven en gelaten zijn vlees en zijn bloed tot spijs en tot drank, in 'n smaak die doordringt heel uw natuur, en die smaak zal u voeden en spijzen tot in et eeuwige leven. Want hij wil in u leven en wonen, en hij wil zelf uw leven zijn, God en mens, en helemaal u zijn, wanneer gij helemaal hem wilt zijn, en in hem leven en wonen als 'n hemels goddelik mens. En dit is de orde en de manier van eeuwige liefde, dat gij van hem zijt en niet van u zelf, en hem leeft en niet u zelf. En aldus is hij van u geweest, en heeft u geleefd, en blijft van u in de eeuwigheid. En hierom leeft en looft, meent en mint, en dient hem, tot zijn eeuwige eer, niet om loon noch om voordeel, noch om smaak noch om troost, of om enig ander ding dat u daarvan toekomen mag. Want oprechte liefde zoekt 't hare niet: en daarom heeft zij God en alle dingen, daar ze door genade natuur verwint. En hierom geef aan Kristus uw bruidegom al wat ge zijt, en al wat ge hebt en vermoogt. En doe dit met 'n vrij en mild hart: en dan zal hij u weder geven al wat hij is, en al wat hij vermag: en nooit hebt ge gezien zo'n blije dag. Want hij zal u openen zijn glorierijk minnend hart, en et binnenste van zijn ziel al vol glorie, genade en vreugde en trouw; en daarin zult g'u verblijen en groeien, en toenemen in hartelike liefde. De open wonde van zijn zijde, die zal zijn uw poort tot et eeuwige leven, en uw ingang in et levende paradijs dat hij zelf is. Daar zult ge smaken de vrucht van't eeuwig leven, die ons gegroeid is op et hout des kruises, die wij verloren hebben in Adams hovaardij, en nu herwinnen in de genaderijke dood onzes Heren Jezus Kristus, die ons levende paradijs is. Want in hem en uit hem vloeit de welbron van d'eeuwige gezondheid, en uit zijn wonde vloeit balsem, medicijn voor alle kwalen. De | |
[pagina 251]
| |
geur is zo sterk dat ie verdrijft al de serpenten der duivelen, en verwekt die gestorven zijn in zonden, en geeft genade en eeuwig leven. In et binnenste onzes Heren Jezus Kristus vloeien honingvloeden, boven alle smaak en zoetheid die men verzinnen kan. Kunt ge daarin komen, en hem smaken en gevoelen, dan verwint ge makkelik de wereld, u zelf, en alle dingen. Want hij zal u wijzen de weg der liefde naar zijn Vader, die hij zelf is gegaan, en die hij zelf is. En daarin zal hij u tonen hoe zijn mensheid 'n waardige offerande is aan zijn Vader. En deze mensheid heeft hij u gegeven, met al wat hij geleden heeft, opdat ge in koenheid daarmee ten hove komt voor zijn hemelse Vader. Want hij heeft de vrede gemaakt, en wij zijn vrij. En hierom zult ge Kristus, uw offerande, aanbieden en offeren, met ootmoedig en mild hart, als uw schat waar ge mee verlost zijt en gekocht. En hij zal u met zich zelf offeren aan zijn hemelse Vader, en als zijn geliefde vrucht waar hij om gestorven is: en de Vader zal u met zijn Zoon ontvangen in 'n minnelik omhelzen. Zie, daar worden alle zonden vergeven, en alle schuld betaald, en alle deugden volbracht, en de geliefde met de geliefde in minne bezeten. In dit bezitten zult g'u bevinden en gevoelen levend in minne, en minne in u; en dit is de oorsprong van oprechte heiligheid. Want men komt niet tot de Vader dan door de Zoon en zijn lijden en zijn dood, en die beoefend in minne. Die anders willen opklimmen en ingaan, die zijn bedrogen, en dat zijn dieven en moordenaren, die behoren allen in't helse vuur. Maar heeft de Zoon u met zichzelf in zijn dood geofferd aan zijn Vader, dan zijt ge omhelsd in liefde, en liefde is u gegeven als 'n pand waar ge mee gekocht zijt om God te dienen, als 'n handgift waarmee ge erfgenaam zijt in et rijk van God. En God kan zijn pand niet inlossen, want 't pand is al wat God zelf is en vermag. Zie dit pand en die handgift, dat is de heilige Geest, die is uw bruidschat en uw huweliksgoed, waar Jezus uw bruidegom u mee geërfd heeft in et rijk van zijn Vader. Draag dan zorg met groten ernst, dat ge vast houdt en blijft bezitten uw pand en uw bruidschat, in eenheid der liefde met Jezus uw geliefde bruidegom. Want in eenheid van liefde worden altoos opnieuw herboren die eerlik voor God leven en hem dienen. | |
Uit hoofdstuk 5. Van de tijd dat onze Heer zich zelf gaf aan zijn leerlingen in et Sakrament.Toen God door Mozes de kinderen van Israël leidde uit Egipteland, dat was op de veertiende dag van de Aprilse maan, die altoos in Maart begint, dat was de eerste Pasen der Joden. Toen gebood Mozes van Gods wege, dat men in ieders huis zou eten een gebraden lam, en | |
[pagina 252]
| |
met 't bloed van et lam zouden zij bestrijken de deurstijlen van et huis en de bovendorpel, en daarmee werden ze beschermd voor de schielike dood en voor alle kwalen. Want in dezelfde nacht doodde onze Heer al de eerstgeborenen in heel Egipte van mensen en dieren. En Mozes leidde et volk onzes Heren uit Egipte door de Rode Zee in de woestijn, daar onze Heer hun spijsde veertig jaar met hemels brood. En hiermee was betekend ons Sakrament. Alle tekenen en figuren der Joden zijn volbracht; en onze Sakramenten zullen blijven tot in et einde van de wereld, en dan zullen zij ook vergaan: maar de waarheid die daarin verborgen is, dat is eeuwig leven, dat zal blijven in de eeuwigheid. Nu versta: wanneer 'n groot koning of 'n wijs landsheer op reis wil gaan in verre landen, dan roept hij zijn rijksgroten te samen, en vertrouwt hun zijn land, zijn volk, zijn kinderen en zijn famielie, dat ze dat al regeren en bewaren in rust en in vrede tot de tijd dat hij weder komt in zijn land. Alzo gelijkerwijs Kristus, de eeuwige wijsheid Gods, Konig der koningen en heer aller heren, toen hij zijn reistocht gedaan had in deze ellendige wereld, toen wilde hij opgaan naar zijn Vaders land, en ten lesten dage wederkomen ten oordeel. En hierom voor die dag dat hij sterven wilde, toen stichtte hij 'n groot feest, dat was 'n avendmaal. En daartoe nodigde hij de grootste vorsten der wereld, dat waren zijn Apostelen; want hij wilde hun overdragen en toevertrouwen zijn Sakramenten, zijn volk en zijn rijk. Voor dit feest was bereid 'n Paaslam, dat ze alle te samen aten naar de wijze van de joodse wet; en dit paaslam was 'n voorbeeldende figuur van ons Sakrament. En hiermee nam de figuur z'n einde, die bestaan had veertien honderd en zes en tachtig jaar, dat was van de tijd dat Mozes 't joodse volk leidde uit Egipteland. En op dit feest gaf Kristus aan de joodse wet z'n uitgang, want dit was hun laatste pasen; en hier begon hij onze wet en onze eerste pasen. En hij was zonder mate machtig, wijs, rijk en mild. En al was hij bedrukt in de menselikheid, hij was nochtans in de geest 'n milde blije gastheer, en hij had biezonder geliefde gasten, dat waren zijn Apostelen. En omdat hij 's anderen daags sterven zou en van hun scheiden, zo wilde hij zijn testament maken, en dat wilde hij laten aan zijn Apostelen, en door hun aan alle gelovigen tot op de laatste dag. Dit testament heeft hij vast bezegeld met zijn dood, en al de Apostelen na hem. Dit testament dat hij ons gelaten heeft, dat is hij zelf in et Sakrament, en al wat hij te doen vermag God en mens. En hierom is dit feest groot, want 't is zalig en eeuwig, en Jezus Kristus van Maria geboren, koning van hemelrijk en aardrijk, die heeft dit feest gesticht. En hij is ook door zijn hemelse Vader uit- | |
[pagina 253]
| |
verkoren als eerste bisschop der kristenheid. En hierom deed hij ook de eerste Mis, dit ooit gedaan was, waarin hij zijn priesters wijdde en bisschoppen konsakreerde, gelijkerwijs dat de profeet Mozes de eerste offerande deed in de eerste wet, waarin hij Aäron en diens zonen konsakreerde, en ze wijdde om priesters en bisschoppen te zijn, en hun macht en gezag gaf om Gods volk te regeren, tot de tijd dat Kristus komen zou. En hierom, toen Kristus gekomen was, en hij ons gediend had drie en dertig jaar, God en mens, toen gaf hij afscheid aan de joodse wet, want die was figuur; en toen begon hij zelf de eerste offerande in de kristenwet, want hij was de eerste bisschop. En daarin konsakreerde hij zijn priesters en bisschoppen, en hij gaf hun en hun opvolgers zijn macht, dat ze zijn volk regeren en besturen zouden in de geestelike staat, tot op de laatste dag, dat hij weerom zal komen ten oordeel. En hij begon de dienst van onze Mis in de avendtijd. | |
Uit hoofdstuk 7. Wijze hoe Kristus zich zelf gaf in et heilig Sakrament.Alwie dronken wil worden van minne, die zal aanzien en beschouwen en bewonderen twee punten van liefde, die Kristus ons bewezen heeft in et heilig Sakrament, die zo groot zijn en zo diep, die niemand ze ten gronde begrijpen of verstaan kan. Et eerste punt leert ons, dat Kristus gegeven heeft aan onze ziel zijn vlees tot spijs en zijn bloed tot drank. Zo'n groot wonder van liefde was nooit van te voren gehoord. Nu is de natuur van de liefde altijd geven en nemen, minnen en bemind worden, en dit is allebei in iedereen die mint. Kristus' liefde is begerig en mild: al geeft hij ons al wat hij heeft en al wat hij is, hij ontneemt ons ook weer al wat wij hebben en al wat wij zijn; en hij eist meer van ons dan wij em geven kunnen. Zijn honger is zonder mate groot: hij verteert ons helemaal tot in et binnenste; want hij is 'n begerige gulzigaard en heeft de geehonger: hij verteert 't merg uit ons gebeente. Nochtans gunnen wij 't hem wel, en hoe meer wij 't hem gunnen, hoe beter wij hem smaken. En wat hij ook van ons teert, hij kan niet verzadigd worden, want hij heeft de geehonger en zijn honger is zonder maat: en al zijn wij arm, hij geeft er niet om, want hij wil ons niets laten. Eerst bereidt hij zijn spijs, en verbrandt in liefde al onze zonden en gebreken. En als wij dan gezuiverd zijn en in liefde geroosterd, dan gaapt hij als de gier die alles verslinden wil. Want hij wil ons zondige leven veranderen en verteren in zijn leven, dat is vol genade en glorie, die ons altoos bereid is, willen we ons zelf verlochenen en de zonde laten. Konden we zien 't begerig verlangen dat Kristus heeft tot onze zaligheid, wij konden ons niet weerhouden, we zouden hem in de mond vliegen. Al luiden mijn woorden wonderbaar, de minnenden | |
[pagina 254]
| |
die verstaan, mij wel. Jezus' liefde is van zo edele aard, waar zij eet, daar wil ze voeden. Al verteert Jezus ons helemaal in hem, daarvoor geeft hij ons zichzelf, en hij geeft ons geestelike honger en dorst om hem te smaken met eeuwige begeerte. Hij geeft aan onze geestelike honger en onze hartelike liefde zijn lichaam tot spijs. En als wij dat in ons eten en verteren met innige overgeving, dan vloeit uit zijn lichaam zijn glorieuze hete bloed in onze natuur en in al onze aderen, en zo worden wij ontbrand in minne en in hartelike liefde tot hem, en lichaam en ziel heel doorvloeid met begering en geestelike smaking. Zo geeft hij ons dan zijn leven vol wijsheid, waarheid en lering, om hem na te volgen in alle deugden. En dan leeft hij in ons, en wij in hem. Hij geeft ons ook zijn ziel met volle genade, opdat wij altoos staande blijven met hem in minne, in deugden, en in de verheerliking van zijn Vader. En bovenal vertoont hij ons en belooft ons zijn godheid in eeuwig genieten: wat wonder is't dat zij jubelen die dit smaken en ondervinden? Toen de koningin van't Oosten aanschouwde de rijkheid, de eer, en de glorie van koning Salomon, toen brak haar geest van grote bewondering, en zij ging van haar zelf, en viel in onmacht. Nu beschouw dan Salomon z'n rijkheid en z'n glorie, hoe klein dat die was tegen de rijkheid en de glorie die Kristus zelf is, en ons bereid heeft in et heilig Sakrament. Want al kunnen wij ontvangen al wat tot zijn mensheid behoort, en in onze rustige gesteltenis blijven; als wij aanzien zijn godheid die wij voor ons hebben in et Sakrament, dan verwondert 't ons zo sterk, dat wij ons zelf moeten ontstijgen in de geest in bovenwezenlike liefde, of wij vielen in onmacht van verwondering en van ontsteltenis voor de tafel des Heren. Maar met overgeving en met hartelike liefde eten wij en verteren wij de mensheid ons Heren in onze natuur; want liefde trekt in zich al wat ze mint, en met zo grote liefde trekt en verteert ons Heer onze natuur in hem, en vervult ons met zijn genade. En dan groeien wij groot, en ontstijgen ons zelf in 'n goddelike liefde boven de rede, waar wij met onze geest eten en verteren, en in enkel liefde instreven in zijn godheid. Zie, daar ontmoeten wij zijn geest, dat is zijn liefde, die zonder mate groot is, die onze geest en al z'n werken verbrandt en verteert, en met zich trekt in de eenheid, waar wij gevoelen rust en zaligheid. Zie, aldus zullen wij altoos eten en worden gegeten, en met liefde op- en nedergaan, en dit is ons leven in de eeuwigheid. En dit bedoelde Kristus toen hij sprak tot zijn leerlingen: ‘Met begeerte heb ik begeerd dit Pasen met u te eten, eer ik lijden zal.’ Pasen betekent voor ons Kristus die wij eten in et Sakrament, gelijkerwijs dat de Apostelen met Kristus in et avendmaal allen te samen ontvingen et heilig Sakrament zoals | |
[pagina 255]
| |
andere spijs die et lichaam voedt. En in et Sakrament ontving eenieder et lichaam ons Heren als zijn eeuwige spijs, door geloof, liefde en begeerte. Want geloof en liefde, dat is de mond der ziel, waar ze mee ontvingen en aten et lichaam ons Heren Jezus Kristus met al zijn leden, niet naar de grofheid van't lichaam, zoals hij daar aan tafel zat (die grofheid had hij verborgen in de zelfstandigheid van zijn lichaam en ook in et Sakrament, want zijn lichaam was toen nog sterfelik); maar hij gaf hun boven natuur et minlike leven van zijn vlees en van zijn bloed, van zijn ziel en van zijn godheid: en dat was hun geestelike spijs en ook de zijne, en van ons allen. | |
ProloogDie gloriose name ons Heren,
Dien alle inghele ende heiligen eren
Met groter werdicheitGa naar voetnoot*);
Die de dode levende maect,
Die hi met sijnre eracht gheraect,
In ewigher salicheit.
Uut ghestorte salve der minnen,
Die alle gheeste doet ontsinnen
Met hare sueticheit,
Die sy nu in deser tijt
Gheloeft, gheeert, ghebenedijt,
Ende inder ewicheit. Amen.
|