Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 237]
| |
Sint Geertruid en de h. hostie.Ga naar voetnoot1)Als kloosterzuster van de dertiende eeuw was ze minder bevoorrecht dan de katolieke leek van de twintigste: want ze kende noch uitstelling, noch dagelikse Kommunie, noch de fleurige jaarlikse hulde der Sakraments-processie; ze kende de tedere toegankelikheid niet der H. Hostie, waarover wij ons nu verblijden. Een of tweemaal in de week en op liturgiese hoog-dagen ontving ze 't eucharisties Brood: dat was de kloosterlike praktijk. En de heilige Gedaante zag ze alleen op de kortstondige ogenblikken bij opheffing en Kommunie, terwijl ze zelfs dat nog meermaals missen moest door haar bedlegerigheid. Deze middeleeuwse eucharistiese terughoudendheid - waarin ze berustte, omdat de praktijk 't niet anders toestond - heeft ze nooit goed begrepen: dat ging rechtstreeks in tegen haar Jezus-idee, trouwens tegen haar eigen geestelike ervaringen: waardoor ze Jezus wist en beleefde als de onvermoeide Gever, als de onbaatzuchtige Blijmaker, als 'n Harte-veroveraar, die liever wil dienen - ook nu nog - als gediend worden, liever spijs wil zijn dan louter Aanbedene, en de bruiloft der eucharistiese eniging verkiest boven 'n schroomvallige dienst-op-afstand. Daardoor ook zag ze in de eenvoudige broodsgestalte 'n om haar wijsheid als genegenheid treffendste poging, om 't intiemst verkeer tussen Jezus en de mens mogelik te maken: tevens 'n uitnodiging daartoe, bizonder welsprekend juist door haar sprakeloosheid: 't viel haar zwaar, hieraan niet te kunnen gehoorzamen. ‘Zóo zeer smacht die Godheid, - heeft ze geschreven - naar genot in 'n mense-ziel, dat Zij, verenigd met éne ziel, de smart van 't allerheiligste Lijden en van de allerheiligste Dood beloond vindt, terwijl één druppel van het allerkostbaarste Bloed geheel de wereld vermocht te winnen.’Ga naar voetnoot2) Leerde trouwens haar scherp ontwikkelde liturgiese zin niet, dat bijwoning van 't Misoffer: deelname is aan 't Mis-offer, die konsekwent tot 't mee-nuttigen van de Offerspijs voeren moet? Van zelf viel dan ook haar heilige afgunst op de priester: vooral toen Jezus haar eens had onderricht, hoe de hemelse glorie der ziel stijgt met 't aantal der goede kommunies. ‘O, hoe zullen de priesters me dan in glorie overtreffen, die krachtens hun bediening dageliks kommuniceeren!’ - En 't ernstig antwoord van Jezus daarop: ‘Die waardig naderen, voorzeker ze zullen glanzen in grote glorie.... Maar 'n eigen | |
[pagina 238]
| |
beloning krijgen zij, die uit verlangen en liefde naderen; 'n andere, die mij nuttigen met vrees en eerbied: weer 'n andere, die zich vlijtig en vurig op die nuttiging voorbereiden. Maar met geen enkele van deze drie wordt de priester beloond, die uit sleur de Mis opdraagt.’Ga naar voetnoot1)
◽ ◽ ◽
't Broodsteken was voor Geertruid 'n aandoenlike vereenvoudiging van de eenvoudige Jezus, Die op deze wijze niet belet door Z'n majesteitelike Godheid, 't één-worden-in-liefde met 't schuchtere menskind herhaaldelik, al was 't dan ook telkens voor 'n korte tijd, in letterlike zin wilde verwerkeliken. Ze was niet bang voor de heilige Hostie. Want in haar vertrouwen had zij, gelijk haar kronista verhaalt, 'n zeer bovennatuurlike beschouwings-wijze van de H. Kommunie. Ze las niets of hoorde niets over 't gevaar van 's Heren Lichaam onwaardig te ontvangen, of met nog vaster vertrouwen in Gods goedheid naderde zij tot dit Sakrament. Had ze de gewone voorbereidings-gebeden vergeten te bidden, dan ging ze toch ter heilige tafel. Ze hebben maar weinig waarde, dacht ze; want fel-bewuste van de ontzaglikheid der eucharistiese gebeurtenis, vergeleek ze, wat de mens doet en God geeft, met 'n waterdroppel en de Oceaan; en haar enigste zorg was: rein te zijn en vol liefde te zijn.Ga naar voetnoot2) Maar: wat haar beproeving werd, doch tevens haar eucharistiese roeping: ze stond met haar onbevangenheid vrijwel alleen in 't klooster. Die schroomvallige mede-zusters voelden minder de hartklop van Jezus, en aanvaardden de Hostie eerder als beloning dan als barmhartige medicijn en als 'n geschenk van goddelike, algehele mededeelzaamheid. Vanzelf kwamen ze om raad in haar geestelike onrust en in de benauwing van haar onwaardigheids-gevoelens, tot de kalme, en zekere Geertruid, die altijd, wanneer ze maar mocht, en dan zo glanzend en blij, te kommunie ging. ‘Wanneer zij dan met wijsheid ieders moeilikheden had opgelost, dan raadde zij ze aan, om vol vertrouwen op de genade en barmhartigheid Gods, tot 't Sakrament van de Heer te naderen, en soms zelfs, dwong ze daartoe met geweid.’Ga naar voetnoot3) Wat is dit schoon: tussen Jezus, de Bruidegom, en de menseziel, die de eucharistiese bruiloft niet aandurft, de zekere Geertruid, de heldere heraut der liefde en de onweerstaanbare opwekker der zich gevende en vertrouwende wederliefde. En terwijl de Hostie zwijgt, spreekt zij in naam van Jezus, Die 'n deel van Zijn nooit genoegzaam begrepen | |
[pagina 239]
| |
barmhartigheid en vergevings-gezindheid in haar hart heeft overgestort, en geen betere propagandiste kan vinden dan deze door liefde onversaagde en door reinheid helder Zijn Hart begrijpende, geestdriftige maagd. Met haar minimum-eis van voorbereiding was zij in deze omgeving, waarin zelfs 'n heilige Mechtild niet durfde kommuniceeren zonder te biechtenGa naar voetnoot1), beslist origineel. Deze frisse originaliteit, die 'n steun was voor al die geestelik beduchten, maar tevens voor Jezus 'n alleraangenaamste ziels-gesteltenis, kwam voort uit haar Gods-kennis, die haar 'n groot vertrouwen gaf: ook uit haar mense-kennis, waardoor ze meer waarde hechtte aan de goede bedoeling dan aan de fout uit zwakheid of aan verwaarloosde bijkomstigheden. Zo vormde zij met haar ruime opvattingen geen laksen, maar ootmoedigen, die in 't aanschijn der eucharistiese Hoogwaardigheid weten te berusten in eigen menselike onwaardigheid: ze vormde redeliken, die geen hoger eisen stellen dan Jezus, de mensekenner, bedoelen kan.
◽ ◽ ◽
Maar ook Geertruid ondervond, dat de raad gemakkeliker is dan de daad. Dan ontstond er de tragiese strijd tussen de moed en de onmoed, tussen 't vertrouwen en 't wantrouwen: voor haar des te pijnliker, omdat zij zo goed wist, wat of 'n ziel waard is. Want van natuur zijn we geneigd aan Jezus' hart te twijfelen, en ons over te geven aan 'n eenzijdige Gods-interpretatie, die bij voorkeur Z'n strengheid laat uitkomen, en Z'n rechtvaardigheid niet tempert door Z'n barmhartigheid. En wanneer deze onkristelike en achterlike Gods-beschouwing in 'n lang en wellicht pateties betoog wordt meegedeeld, begint zelfs de geheel anders gezinde, maar toch tamelik wel met haar vertrouwvolle opvatting alleen staande Geertruid op die momenten over haar eigen inzicht en praktijk argwaan te krijgen; te meer wanneer de suggestieve invloed van zo'n betoog nog wordt versterkt door priesterlik gezag. Maar tegen dit zo menselik angst-gevoel verzet zich Jezus, die zó beducht is om toch maar duidelik te zijn, dat Hij 't bewijs voor Z'n eucharistiese liefde niet grondvest op 'n diepzinnige, spekulatieve geloofs-waarheid, maar eenvoudig op de zinnelike ervaring. ‘Toen eens, verhaalt de kronista, 'n redenaar 'n lange toespraak hield over de goddelike rechtvaardigheid, geraakte Geertruid zo zeer onder de indruk, dat zij vol angst weifelde te kommunie te gaan. Daarom werd ze door de goedheid Gods op deze wijze aangemoedigd: ‘Zo | |
[pagina 240]
| |
je dan niet meer met de ogen der ziel mijn goedheid wilt beschouwen, die op zo'n veelvoudige manieren je bewezen is, zie dan tenminste met de lichamelike ogen, hoe ik, door 'n klein vat omsloten, je tegemoet kom. En wees dan overtuigd, dat ook de strengheid mijner rechtvaardigheid geheel omsloten wordt door mijn zachtmoedige barmhartigheid, die Ik, juist door 't aanbieden van dit Sakrament, gewaardigde aan 't menselik geslacht te tonen.’Ga naar voetnoot1) En bij 'n andere gelegenheid, maar om dezelfde reden, wees Hij haar op de kleine gedaante, waaronder Hij Z'n godheid en mensheid verborgen hield. ‘Vergelijk 'ns die grootte, zei Hij, met de grootte van 't menselik lichaam, en waardeer dan Mn tegemoetkomende liefde. Want, gelijk 't menselik lichaam in grootte Mijn Lichaam overtreft, dat is, de grootte der broodsgedaante, waaronder M'n Lichaam tegenwoordig is, zo word Ik in dit Sakrament door barmhartigheid en liefde bewogen, om de liefhebbende ziel in zekere zin machtiger te laten zijn als Ik zelf ben, gelijk ook 't menselik lichaam in grootte Mijn Lichaam overtreft.’Ga naar voetnoot2) Soms komt de angstgedachte ineens in haar op, aanvankelik als 'n geweldige stoornis in haar ziel, maar toch immer ten slotte als 'n prachtige gelegenheid om in haar bewustzijn te sterken: dat zekere, en blije gevoel van vertrouwen, waarom zij door de anderen benijd werd. Zo bevond ze zich 'ns vlak voor de kommunie minder voorbereid: toen sprak ze haar ziel aan: ‘Zie de Bruidegom roept al, en hoe zult ge Hem tegemoet gaan, zonder enig passend versiersel van verdienste?’ Maar 't vertrouwen won 't ten laatste van 't wantrouwen; en zonder met lichte zin haar onwaardigheid weg te denken, maar juist om haar innig besef van eigen minheid vol hoop op Gods goedheid, zei ze: ‘Waartoe dient 't te wachten? Al spande ik me ook duizend jaren in, dan nog was ik niet waardig voorbereid. Want uit me zelf kan ik volstrekt niets, wat enigszins bijdraagt tot die kostbare voorbereiding. maar met ootmoed en vertrouwen zal ik Hem tegemoet gaan: en wanneer Hij me in de verte ziet aankomen is Hij, door liefde bewogen, best in staat Z'n hulp te zenden, zodat ik, voorbereid, waardig ben voor Hem te verschijnen.’ In deze gesteltenis naderde zij, en hield de ogen van haar ziel strak gericht op haar geestelike misvormdheid en innerlike verwarring. En onderweg gaf haar de Heer Z'n eigen onschuld, Z'n ootmoed, Z'n hoop, Z'n liefde, Z'n vreugde, en Z'n vertrouwen. En toen ze dan na de Kommunie al haar gedachten zo innig mogelik verzameld hield, vertoonde Hij Zich in de bekende gedaante van de | |
[pagina 241]
| |
pelikaan, die met z'n snavel z'n eigen hart verscheurt. Verwonderd vroeg ze: ‘Wat wilt Ge me leren door deze gelijkenis?’ ‘Opdat je zou zien, antwoordde Hij, met welk 'n sterke aandoening van liefde Ik dit zo edel geschenk aanbied; en wanneer 't niet onpassend was, dan zou Ik zeggen: Ik zou liever willen sterven, nadat Ik 't gaf, dan 't te onthouden aan de beminnende ziel. Ook moet je leren, op welk 'n verheven wijze je ziel door deze gave te aanvaarden, tot eeuwig leven wordt opgewekt: gelijk 't jong van de pelikaan leeft uit 't hartebloed van z'n vader.’Ga naar voetnoot1)
◽ ◽ ◽
Haar sterke overtuiging, dat de Hostie niets anders was dan liefde, die uiteraard vereniging wil, maakte haar echter in sommige gevallen heftig en onverdraagzaam: 'n zeer natuurlike trek van menselikheid in 'n gevoelig temperament. Ze begreep in haar ootmoed volstrekt niet, dat haar eigen ziels-houding eigelik iets heel biezonders was, en die dan ook van iedere ziel onmogelik kon worden gevraagd. Deze eenzijdigheid moest worden weggenomen, om de eucharistiese ziels-leiding niet te schaden, die immers dit met 'n andere leiding gemeen heeft: dat zij ten slotte mislukt, wanneer 'n ziel zich opdringt aan 'n ziel. Daarom werd Geertruid op dit punt onderwezen door Jezus zelf, Die wijselik paedagogies - ons allen tot les - ziel voor ziel behandelt, en van elke ziel naar haar eigen struktuur ook iets geheel eigens en persoonliks vraagt. De kronista verhaalt: Toen zij 'ns 'n zuster al te bang zag naderen, om 't leven-wekkende Sacrament te ontvangen, wendde zij zich met afschuw en als met verontwaardiging van haar af. De Heer verweet haar dit op tedere wijze: ‘Zie je dan niet, dat Ik evenveel recht heb op eerbied als op zoetheid van liefde? 't Gebrekkig menselike echter kan beide in één gevoel niet verenigen, en daarom moet, wat de éne niet heeft, worden aangevuld met wat de andere heeft. Want gij zijt allen voor elkaar als ledematen van één lichaam. Als dus iemand, door zoete liefde aangedaan, minder let op de eerbied: dat hij zich dan verheuge, omdat 'n ander, die meer let op de eerbied, hem aanvult: laat hij dan verlangen, dat ook deze de troost der goddelike zoetheid verkrijge.’Ga naar voetnoot2) Niets veranderen dus aan haar persoonlike gesteltenis van louter liefde en vertrouwen, maar mild en breed in haar oordeel over anderen: in de kristelike saamhorigheid, die in 't eucharisties gastmaal zo treffend beleden en verzinnebeeld wordt, vult 't ene mensekind 't andere aan: de bevoorrechte maagd zingt er 'n onstuimig epitalaam, de zondaar weent er z'n berouw uit: de schuchtere let op z'n houding, de vrije, spon- | |
[pagina 242]
| |
tane, de waarachtig-verloste vergeet, dat hij mens is en denkt alleen aan Jezus, met wie hij één is. En Deze: aanvaardt al deze veelsoortige ziels-tederheden met allerinnigste dankbaarheid, omdat Hij in elke ziel vanaf haar eerste bestaan is ingeleefd, en de waarde van haar daden schat naar de aard van haar geheime geschiedenis en naar 't ogenblikkelik stadium van haar ontwikkeling.
◽ ◽ ◽
Maar tegen Geertruid in, werkte waarschijnlik in de persoon van 'n ziels-leider, aan de abdij verbonden, het type van de Gods-vereerder-zonder-liefde, die, zonder enige twijfel, dat hij de waarheid voorhad, - want dit slag personen zijn altijd resoluut - bezig was: van onze lieve Heer 'n verschrikkelike Heer te maken, met onmenselike eisen van korrektheid zonder 'n barmhartige aanvoeling van goede trouw en blanke bedoeling, zonder 'n welwillend onderscheid tussen zwakheid en boosheid. Deze persoon bevond, dat sommige zusters al te dikwels kommuniceerden; ze waren daarvoor, zo meende hij, niet voorbereid genoeg noch godvruchtig; hij verweet 't haar openlik, wat terstond tekent: de niets ontziende en drieste rigorist. 't Onvermijdelik gevolg in deze omgeving was, dat sommige zusters 'n afschrik kregen om te kommunie te gaan: al was 't alleen maar uit vrees, om anderen niet te ergeren. Dit hinderde Geertruid geweldig: ze zag, hoe de milddadige, eenvoudige en goede Hostie impopulair werd, en hoe 't Brood der Engelen, door overdreven eis van welvoegelikheid, in Zijn allereerste bedoeling als spijs der stervelingen, werd miskend: dat was 'n twijfel aan Jezus' Hart. De werkzame propagandiste der toegankelike heilige Hostie had hier 'n zware taak. Want de gestrengheids-teorie, die hier zo bruut werd verkondigd, heeft altijd veel vat op de devote ziel, die volgens 'n soliede metode God wil dienen, maar die, te weinig in geestelik leven gevorderd, 't mooie vertrouwen op Gods barmhartigheid, zo niet uitgesproken, dan toch onbewust, beschouwt min of meer als 'n dartel waagstuk, ja zelfs meer zekerheid vindt in de verklaring van mensen, dan in de lering des geloofs. Toen dan bij die gelegenheid zo'n zusterziel bij Geertruid om raad ging, en bekende, dat zij, bewust van 'n klein vergrijp, niet durfde kommuniceren, omdat zij bang was door 't woord van die strenge zedemeester en anderen niet wilde ergeren; toen wist Geertruid niet beter te doen, dan te bidden: de Heer zelf zou hier de moeilikheid wel oplossen; en er kwam inderdaad 'n helder antwoord: ‘Iemand bemerkt 'n vlek op z'n handen, en wast z' handen terstond: daarna is hij ge- | |
[pagina 243]
| |
zuiverd niet enkel van de vlek, maar heel z'n handen zijn zuiverder geworden. Zo gebeurt 't soms ook met m'n uitverkorenen: Ik sta toe, dat ze soms in 'n lichte fout vallen, opdat ze vervolgens in hun berouw meer behaaglik worden door hun ootmoed. Maar sommigen gaan in tegen die weldaad: ze letten niet op de inwendige schoonheid, die, verkregen door 't berouw, mij zo aangenaam is, maar streven naar 'n uitwendige korrektheid, die enkel en alleen afhangt van 't menselik oordeel. En dit geschiedt, wanneer ze Mijn genade verwaarlozen, die ze verkrijgen kunnen na 't ontvangen van 't Sakrament: want omdat ze door hun uitwendig gedrag de schijn hebben minder goed voorbereid te zijn op 't ontvangen van 't Sakrament, willen ze alle verwijt van hun medemensen vermijden.’Ga naar voetnoot1) Ook voor de rigorist zelf, wist ze niet beter te doen dan te bidden: want ze was te nederig om zich te verzetten tegen deze geestelike gezagsman, maar tevens te overtuigd van 't verderfelike, dat door z'n woord geschiedde, om deze geestelike-schrik-verspreiding zo maar lijdelik aan te zien. Ook hier gaf 't gebed uitkomst, want op haar vraag, wat Jezus dacht van die man, hoorde ze: ‘Mijn genoegen is 't, om met de kinderen der mensen te zijn, en onder dit sterk geluksgevoel heb Ik dit Sakrament ingesteld om 't te vernieuwen ter Mijner gedachtenis als 'n voortdurende herinnering: zo heb Ik me verplicht om tot aan 't einde der eeuwen te blijven met de gelovigen. En wie daarom door woord en raad iemand terughoudt, die geen doodzonde bedreven heeft: die belet of onderbreekt in zekere zin de genoegens, die Ik in deze persoon had kunnen vinden. Hij gelijkt op 'n al te streng opvoeder, die ruw de koningszoon belet, en afhoudt van de omgang en 't samenspel met arme kinderen van z'n jaren, beneden z'n stand. Want ofschoon de koningszoon juist in dat verkeer veel vermaak vindt, zo meent die opvoeder, dat 't de jongen beter past: van koninklike eer te genieten dan met kaatsbal of met 'n ander spel op straat te spelen.’ Zij voelde in deze vergelijking maar al te zeer, hoe onaangenaam 't optreden van die man voor Jezus was, al hield Deze dan ook Z'n misnoegen bescheiden en keurig in 't kalme woord geborgen. En daarom bezorgd voor de strenge leeraar: ‘Heer, indien die man zich nu voorneemt om voortaan zo niet meer te doen, zoudt Gij 't hem dan vergeven, wat hij tot nu toe verkeerd heeft gedaan.’ ‘Niet alleen zou Ik 't hem vergeven, zei Jezus, maar zelfs zou Ik dit van hem aanvaarden met 'n zelfde genoegen als de koningszoon het van zijn opvoeder aanvaarden zou, wanneer deze met heldere goedheid | |
[pagina 244]
| |
hem z'n lieve speelmakkertjes teruggaf, die hij met zoveel bitse strengheid kort te voren had weggejaagd.’Ga naar voetnoot1)
◽ ◽ ◽
Wat is er niet geschied tussen de Hostie en Geertruid in die geweldige ogenblikken der Kommunie: die korte maar des te feller grijping van God in de diepste intimiteiten van de mens. De komst der heilbrengende Hostie in 'n heilig mens-kind: wie weet er 't woord voor, als 't menskind er zelf zo weinig over zegt, omdat 't zo verbijsterend is. Hier was nu 'ns 'n totale absentie van alle bewuste zonde, en 'n volkomen overgave aan God, maar dan ook als 'n heerlik gevolg: 't brood was inderdaad maar schijn: en wat ons misschien hoogstens op zeldzame ogenblikken te beurt valt, geschiedde hier tussen mens en Hostie dageliks: 't gevoelig weten der ziel met Jezus te zijn: 't ontwijfelbaar experiment der God-menselikheid door menselikheid: 't plotseling wegvallen van alle werking en 't louter gevuld zijn met de rustige Jezus: 'n opbloei uit de Hostie. en in de ziel 'n nieuwe glans over de heilige, levende Jezus, als goud, zo zegt ze, dat sterker gloeit door 'n kristal heen. En de heilige Drievuldigheid ondervond 'n grote vreugde en de heiligen bogen de knie, uit lof en glorie van Hem, die Zich gewaardigde hen met 'n nieuwe blijdschap te verblijden, omdat Hij glansde door Geertruid heen.Ga naar voetnoot2) De kommunie van Geertruid op de vroege morgen was 'n gebeurtenis: zonder gerucht, voltrokken op 'n harde, smalle koorbank, achter 'n paar roerloos-gevouwen handen, in de geheime donkerte van sluier en kap: maar de hemel kreeg groter geluk, 't vagevuur vermindering van pijn, en op de wereld ervoer de rechtvaardige de troost der genade, de zondaar de bitterheid der penitentie.Ga naar voetnoot3) In de vreugde van haar ziel en uit 't diepste van haar hart, jubelde ze dan ook op 'n morgen: ‘Allerzoetste Minnaar, mijn God, ik dank U, dat noch m'n bloedverwanten, noch iets ter wereld me de deelname belet aan uw blij gastmaal.’ En Deze: ‘Niets belet jou: welnu weet dan, dat er ook volstrekt niets - noch in den hemel noch op aarde - geen oordeel en geen gerechtigheid - in staat is, Mij te beletten: jou wel te doen, tot allerhoogst genot van mijn goddelik Hart.’
◽ ◽ ◽
't Geheim der zwijgende, welwillende Hostie in 't leven van Geertruid. En nu ik er wat over geschreven heb, o 'tzelfde geheim in m'n | |
[pagina 245]
| |
eigen bestaan! en de avond om me heen vol van onverklaarbaarheid. Is dat geschenk der Hostie voor mij niet te machtig: barmhartige misrekening van Jezus? En elke morgen geschiedt haar komst: om m'n zonden 'n onteerde, om m'n lichte zin 'n niet-gewaardeerde, om m'n beperkte zin 'n nooit-begrepene, en toch voor mij bedoeld door Jezus in 't aanschijn van Z'n dood. Zag Hij mij aan voor Geertruid, die geen ogenblik te twijfelen scheen, of ze haar eigen oordeel at, wanneer ze de Hostie at. Dit is 't geheim van m'n leven: en toch bedroeft 't niet, en ontmoedigt 't niet: en over de ziel de grote vrede en de blije verwachting. Want morgen is er weer kans op nieuw leven, op wat vergeesteliking in 't vlees, op wat helderheid in de geest, op wat teerheid in 't hart, op ootmoed, op openhartigheid, en op alles, waarom Geertruid zo schoon is en zo hoog in de hemel is.
SITTARD. M. MOLENAAR, M.S.C. |
|