Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 246] [p. 246] Na de heilige kommunie Heer, die mij omhult met uw Wezen als een vuur-kleed, in U schrijd ik den aard-bal af die neigt. De schaduw uwer verlichting valt mij uit en beiden zijn ze één onverwelkte gloed. Als onder een rust van boomen, Heer, ben ik in U. Gij, mijn God, de stilte van een bergtop. Gij, Heer, de vrede der avond-zon, de kalmte van een dorp. O, Heer, wat een wandeling in uw innig licht, waarin ik, verdiepte ziel, vreedzaam brand, wat een gelukkig afschrijden van den zelfkant der duisternis, wat een vriendelijke tocht langs de hemel-wand! Heer, schouw uit mij-zelf over de aard-bal en waar ik schouw, schouwt Gij! Heer, verbrand mijn geest gansch en al, want uw liefde verbrandt mij! KAREL VAN DEN OEVER Vorige Volgende