Merkwaardigheden
6. Teekeningen van De Klerk.
Onze architecten kunnen weer teekenen. Niet alleen een knappen plattegrond, een respectabel-verzorgd gevelplan, maar ze beoefenen het teekenen met speciaal artistschap, d.w.z. het teeken-schrift van de besten hunner krijgt het mysterieuse élan, dat over de zakelijke concreetheid voert naar de domeinen der beeldende kunst. Waren de schetsbladen van Berlage al een kleine openbaring, het teekenwerk van De Klerk doet ons zien, welk een groot talent er ook als zuiver-picturaal kunstenaar in hem verloren ging. Architectonisch bezien schuilt hier een gevaar: zooals we dat ontdekten in de ontwerpen van den Duitscher Erich Mendelsohn, waarvan de vlotte, lyrische lenigheid het-plan-zelf al te flatteus afspiegelt. (Het potlood en de trekpen zijn milder en gewilliger dan de baksteen en de ijzerconstructie). Een verzameling als de nagelaten portefeuillebladen van den overleden architect Michel de Klerk, waarvan ‘Wendingen’ een keuze afdrukte, beteekent inmiddels winst voor de beeldende kunst, waarbij dan nog komt, dat gansch een generatie van jongere architecten zich op dit virtuoze teekenen geinspireerd heeft, zoodat er momenteel op menig architectenbureau nederige teekenaartjes zitten, die den patroon in het gebruik van potlood en pen een lesje zouden kunnen geven.
Aan het teekenwerk van De Klerk is alle impressionisme - als men dit woord in zijn engen zin wil nemen - voorbijgegaan. Het is nauwkeurig en knap, maar niet van de nauwkeurigheid en knapheid, die de inwendige bewogenheid doodt, de expressie wondt. Nauwkeurigheid en knapheid kunnen een goed zijn, n.l. daar, waar ze geen doel, maar middel vormen. Ge kunt Alma Tadema, Van Welie, de gelikte Münchener madonna-schilders en het gros der melige peuteraars van de ‘Studio’ hun uiterlijke verzorgdheid niet als een verdienste aanrekenen, want zij hebben met hun techniek de bewogenheid der ziel en daarmee de waarachtige beeldende kunst gedood. Terwijl een man als Vincent, die begon met den vorm voorgoed te verwoesten, ons in diepten kan doen staren, waarvan we huiveren. Ge kunt naspeuren bij Professor Dupont, die in sommige notities van afgebeulde dieren een zuivere menschelijke deernis neerlegde, hoe vele van zijn geëtste of gegraveerde karrepaarden en ossen lijden onder de overmaat van technische volmaaktheid. Waar de techniek verschijnt, beoefend om haars-zelfs-wil, vlucht de kunst. Men moet daar (ook J.P. Mieras, de inleider van het bewuste ‘Wendingen’-nummer wijst er op) niet het omgekeerde uit willen distilleeren: waar de techniek afwezig is verschijnt persé de kunst. Techniek, in hoogsten zin, is wel een geestelijke kunst-factor, maar de medemensch begint den kunstenaar te leeren kennen, waar hij de stof omvormt. De betere critici, die beeldende kunst zien en niet de beeldende kunst gebruiken om haar te behangen met litéraire divagaties, hebben bij het ontstaan van cubisme en futurisme het schilderschap van Picasso en Severini erkend. De tijd heeft hun gelijk gegeven.
In de minutieuse teekeningen van De Klerk is de uiterlijke verschijningsvorm niet primair, maar het schrift is harmonische vorm voor de psychische bewogenheid. Bij de vroegere teekeningen zijn veel vlotte notities, waarvan men de waarde niet moet overschatten. Later heeft hij fijner en inniger dingen gegeven, waarvan de wilgenboom, het doode vogeltje en het oude paard gelukkige specimen zijn. Daarin zijn accenten van zacht-gespannen aandacht, van stille weerloosheid, van teedere deernis, welke Hoytema wel had. En ook hetzelfde wondere doodsvermoeden van verijlenden, zich-opsluitenden geest. Maar de stemming lijkt nog helderder en van grooter diepte. Wie wel eens voor het vogeltje van Fabritius heeft gestaan (de proporties niet uit het oog verloren) kent dit bespiegelende, ingekeerde zien der dingen. Het is ook in de poëzie van Gezelle.
De Klerk was een groot, een geniaal-aangelegd kunstenaar van een kreunend overgangs-tijdperk. Men moet zijn architectuur niet anders willen zien dan als een in-zichcompleet, ietwat-barok verschijnsel. Voor de architectuur der toekomst bevatten zijn bouwwerken de noodzakelijke, strenge en strakke beginselen niet. Als hij ouder was geworden zou grooter zuiverheid wellicht niet zijn uitgebleven. Wat hij op verschillend gebied aan schoonheid heeft bereikt is ons echter een rijk en leerzaam bezit.
JAN ENGELMAN.