Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Merkwaardigheden2. De Dom van Linz barbaars?Pater Keulers, de karmeliet, heeft zich weer enige ogenblikken overgegeven aan z'n gotiese hartstocht: ditmaal bespreekt hij de Dom van LinzGa naar voetnoot*): 't werk van Vincentius Statz, uit Keulen, 'n man, schrijft zelfgenoegzaam de Pater, ‘die zich zelfs den hemel niet kan voorstellen zonder Gothiek.’ Om ons nu goed te laten beseffen, met welke schat onze twintigeeuwse bouwkunst verrijkt is, gaat Pater Keulers enige vergelijkingen maken met andere grote bouwkunstwerken. Allereerst met de Amon-tempel te Thebe, met 'n oppervlak van 5000 M2 en met 134 zuilen, waarvan de grootste circa 11 M. omvang hebben: met 't gevolg, dat nauweliks 1/10 van den omvang kan worden overzien wegens veelheid en dikte der zuilen. De kapitelen van die grote zuilen hebben 7 M. doorsnede, en de omvang dier kapitelen is 22 M. Vervolgens met het Pantheon te Athene, met 'n bebouwde oppervlakte van 2200 M2., dus nog niet de helft van de Dom van Linz, en metend 70 M. in de lengte, 81 M. in de breedte en 19 M. in de hoogte. De Dom van Linz nu, heeft slechts 48 steunpunten, waarvan de grootste 12 een omvang van 4.70 M., de overige van circa 3 M. hebben: de vrije ruimte van meer dan 4000 M2. geeft plaats aan meer dan 15000 personen: de lengte is 130, de breedte 60, en de hoogte 44 M. De bouwverhoudingen in den Amon-tempel met 'n oppervlak van 5000 M2 en 134 zuilen, waarvan de grootste 11 M. omvang hebben, noemt Pater Keulers ‘niet alleen primitief, maar barbaarsch.’ En inderdaad: als men ze vergelijkt met die van de Linzer Dom, die 4000 M2 oppervlak heeft, met slechts 48 steunpunten, waarvan de grootste 'n omvang van 4.70 M., de overigen van circa 3 M. hebben. Maar heeft Pater Keulers er aan gedacht, dat, met handhaving van de traditionele beuken (30 M. en 2 van 15 M.), maar met toepassing van de hedendaagse techniek en wetenschap, er in de hooggeroemde en ekonomies-gebouwde Linzer Dom maar twintig zuilen nodig zijn met nog geen 3 M. omvang. En heeft hij er ook aan gedacht dat er zelfs geen enkele zuil nodig is, als hij zo konsewent en liturgies wil zijn, om tenminste in de gedachte alleen, het drie- of meerbeukig stelsel prijs te geven, voor de éne ruimte, die alle aanwezigen veel beter doet deelnemen aan 't Offer. Als nu de Pater de bouw van den Amon-tempel barbaars noemt, (5000 M2 en 134 steunpunten), moet hij dan konsekwent ook niet de Dom van Linz barbaars noemen (4000 M2 en 48 steunpunten); zo'n Dom toch kan nu gebouwd worden met 'n zelfde oppervlak zonder 'n enkele zuil, en zo'n Dom zal veel ekonomieser gebouwd kunnen worden, als men maar niet zijn eigen tijd terzijde stelt en men niet bouwt in 'n systeem van 600 jaar terug, wat de bouwmeesters der echte gotiese Domkerken ook niet deden. En wat is zo'n Dom van Linz technics kinderwerk in vergelijk met de hedendaagse bouwwerken, die tot stand komen met behulp van alle wetenschap en techniek: men denke aan onze hallen, bruggen, enz. Maar zover wil de gotiese Pater blijkbaar niet doordenken: omwille van z'n geliefkoosde stijl verknoeit hij liever het geld aan veel te veel en veel te dikke zuilen, en | |
[pagina 161]
| |
zet boven de gewelven nog 'n zolder van 13.50 M. hoog. Waarom dan liever de kerkruimte nog niet 10 M. hoger, en de zolder weg, wat zeer makkelik kan. Och ja, 't is waar ook, wij moeten bouwen in 'n stelsel van voor zeshonderd jaar, nietwaar Pater - en de goe-gemeente trachten wijs te maken, dat na 1300 niets anders bestaat. 't Is komies. Zo'n hartstocht maakt iemand niet alleen dom, maar komiek-dom: de Pater zegt: ‘'t paleis van justitie te Rome (Barok) heeft 8 maal zoveel, dat van Brussel (Renaissance) 4 maal zoveel gekost als de Dom van Linz’, en bewijst daaruit de goedkoopte van deze laatste!!? Nu zijn we allen overtuigd! Hij zegt: ‘'t tasten en zoeken, dat onze voorouders niet ontwijken konden, bestaat voor ons niet meer.’ We zijn er nou boven-op: we bootsen de voorouders na, maar vermijden hun fouten, en we worden allen bouwmeesters van Domkerken ‘zonder vlek of rimpel’: hoe eenvoudig toch, en wat echt van onze tijd, en hoe gemakkelik, nietwaar! Intussen: wordt 't prestige van Rooms Nederland door zulk 'n verkeerd konservatief betoog er niet groter op: vooral wanneer het blad van de ‘kultuur’ welwillend er plaats aan gunt, al is 't goed bedoeld. Eén ding is vreemd: we hebben reeds eerder gemeld, zie ‘Roeping’ Januarie j.l., hoe deze kenner alleen van historiese bouwstelsels niet vermoedt, de eenzaamheid die hij langzamerhand om hem heen veroorzaakt. Of vindt hij z'n steun bij Camille Enlart: ‘alle bouwkundige vindingen en oplossingen na 1300 zijn minderwaardig’: 'n woord waarmee hij z'n laatste schrijfsel besloot? In dit geval wordt 't verschijnsel-Keulers nog tragieser: niet enkel is hij onkundig met 't twintig-eeuws kunstleven, maar bestendigt die onkunde door beweringen te aanvaarden zonder bewijs.
Sittard, H. Robert, 1924. JOZ. WIELDERS | |
3. De nachtmerrie: gothiek.De vrienden der zieltogende gothiek kunnen zich niet onttrekken aan de neiging, deze seniele patiënte zoo af en toe nog eens met 'n stevige injectie wat op te monteren. Het schijnt hard noodig. Weliswaar zijn er nog vele leden van kerkbesturen, die mee helpen dokteren, maar het jong geslacht, dat, als naar gewoonte, de toekomst heeft, staat gereed om ook dit heiligenhuisje te sloopen. 't Succes van dezen, niet aangenamen, maar noodzakelijken amotie-arbeid, is bij de ‘vox populi’ groeiend, het ‘tastbare’ resultaat is minder. Inmiddels staan de architecten, die hun tijd trachten te begrijpen en er heilig van overtuigd zijn, dat ze met hun eerste kerk moeten beginnen, met hoofden vol idealen, portefeuilles vol teekeningen en leege beurzen op de vloermat en discussieeren met de pastoorsmeid, terwijl de officieele bouw-bonzen, die gewend zijn overvloediglijk ‘van het altaar’ te eten, de opdrachten netjes-geserveerd in ontvangst nemen op hun solide confectie-kasteelen, waar de architectuur per meter verkrijgbaar is. (God-zegen-de-greep in de lade.... en de ‘roomsche’ stijl is weer met een chef d'oeuvre verrijkt. De gilde-broeders slikken het wel.) Ook pater J.M. Keulers is weer op het oorlogspad geweest en zijn injectiespuit was ditmaal gevuld met vijf kolom opwekkende cijfer-stof, welke werd uitgestuwd in de voornaamste pagina's van het overkoepelde (en merkwaardigerwijs: niet-overspitsboogde) weekblad.Ga naar voetnoot*) Resultaat: de apegapende gothiek opent even de oogen en vraagt of et nou nooit uit is. Maar pater Keulers heeft het gezien en triomfantelijk | |
[pagina 162]
| |
roept hij uit, ‘dat de oude christelijke kunst nog niet dood is, maar springlevend en dat wij ook nu nog bij vasthouden aan wet en traditie kunstwerken kunnen scheppen, welke die der middeleeuwen niet enkel evenaren, maar zelfs overtreffen.’ Kijk, kijk! De snuggere tegenstelling ‘roomsche kunst - moderne kunst’, door Dr. Moller al eens afdoende ontzenuwd, blijkt dus nog meer aanhangers te tellen. Het valt van 'n filosofisch-geschoold man nogal tegen. Pater Keulers doet toch niet meer of minder dan de abstracte wetten van het scheppen bindend te verklaren voor de vormgeving-op-zich. Met deze wet en deze traditie heeft men slechts succes bij menschen, die geestelijk te lui zijn om hun perceptie-vermogen van tijd tot tijd eens na te zien. Wetten voor het kunst-scheppen zijn er, dat ontkennen we geenszins, maar ze hebben als zoodanig met de soort van den vorm niets te maken. In dit vraagstuk kiezen we liever zee met MaritainGa naar voetnoot*), waar hij betoogt, dat de kunstvormen zich gestadig hebben te vernieuwen, dan met Ruskin, dien de gothiekers, en ook pater Keulers, bij voorkeur citeeren, maar die in zijn vele vaagheden over de architectuur (erkend dient, dat hij ook enkele zuivere beginselen heeft ontwikkeld) o.m. de enormiteit opzet, dat zij een kunst der ‘opeenstapeling’ is en dat het gewenscht is haar ‘historisch’ te houden. Wat pater Keulers nu nog altijd verdedigt is de subjectieve stijl-wil, het eclecticisme der neo-gothiekers. Al het water van de zee wascht het niet uit, dat zij, hoewel in hun beste vertegenwoordigers bezield van een mooie ideologie, precies het tegenovergestelde hebben verricht van hun groote voorbeelden, die schiepen uit de kracht van het instinctieve levensgevoel huns tijds. Bij hen kan men hoogstens spreken van stijl-wil, zij schiepen van buiten naar binnen: doel en grondplan van het gebouw bepaalde niet het geheel, maar de moderne ruimte-noodzaak moest worden dienstbaar gemaakt aan de vooropgezette vormen. Het invoeren van eenige constructies, die zuiverder waren dan de onmiddellijk-voorafgaande, kan men hier nog geen stijl-zindelijkheid noemen. (De ‘constructiviteit’ der neo-gothiek is overigens vrij problematisch: bouwvallige torens en wegzakkende vloeren zijn er al legio.) Den genialen aanleg van 'n Violet-le-Duc, 'n Cuypers erkennend, moet men toch het bezwaar maken, dat zij de eenig-mogelijke consequentie van hun vereering voor het schoone uit vroeger eeuwen, n.l. de beleving van de psychische wetten der groote kunstuitingen op hunne eigene wijze, met eigene vormen, niet hebben gevoeld. Zij hebben in de geschiedenis der kunst een wankele, een onlogische bladzijde geschreven, die nimmer zal worden tot vruchtbaar beginsel, waarop een rationeele ontwikkeling mogelijk is. Zij en hun volgelingen zijn verstard in een manier en verdienen Hausenstein's verwijt, dat zij meer symptomen dan factoren van hun tijd zijn geweest. Waren ze een 60 jaar later geboren, wellicht zouden ze de draagzuilen van de moderne bouwkunst zijn geworden. Voor den kunstenaar van heden rest geen andere houding dan radicaal hun imitatorisch beginsel te verwerpen en een nieuwe zuiverheid te zoeken in verhoudings-schoonheid van mathematische gestrengheid en uiterste doelmatigheid.
JAN ENGELMAN | |
[pagina 163]
| |
4. Carel, de schalkCarel Scharten heeft het Roomsche nummer van Orpheus gelezen, en toen een feuilleton geschreven. Een literair feuilleton. Vanzelf. Dat is al erg. Dat hij daarin wéér heeft gezegd dat hij van den Oever niet luchten kan, (Carel heeft in VI. Arbeid dikwijls op z'n kop gehad van stevige van den Oever, en kan niet die rechtvaardige strafexpedities vergeten. Wat pleit dat voor van den Oever!) is erger. Maar dat hij geestig tracht te zijn, is het ergste. Collette sneed een Franciscus voor Orpheus en die lijkt heelemaal niet op een gewone ‘pater’. Stel je voor, hij heeft ‘een oogspleet’, puntige voeten, en hij staat te preeken voor ‘drie tea-cosys op stokken, en een zuigflesch met vleugeltjes’. Die zuigflesch had Collette als een vogeltje bedoeld; wij hadden ook gedacht, dat het een vogeltje was. Maar,.... Carel nietwaar? Het schalkje! Hij begint bar oud te worden. En vervelend. A.K. | |
5. 'N Frans program voor 't Eucharisties wereldkongresT'Amsterdamse komitee voor 't Eucharisties wereldkongres heeft nu iets gedaan wat allerergerlikst en diep bedroevend is. Vooreerst stuurt 't aan de Vlamingen die toch Nederlanders zijn, 'n programma in't Frans. Zitten er dan in die hele Amsterdamse kommissie geen mensen die iets weten wat dat betekent? Dat is 'n slag in't gezicht, en de nodige stompen in de rug van de katolieke Vlamingen, die met zo straffe inspanning moeten kampen voor hun natuurlik recht, 't behoud van hun Nederlandse moedertaal. Wat 'n jubel voor de Belgiese Vlamingenhaters, nu de Noord-Nederlanders alweer zo voortreffelike bondgenoten blijken, en dat bij 'n kongres dat heel de wereld omvat. Voor heel de wereld getuigen deze Noord-Nederlanders, dat Vlamingen Fransen zijn, moeten zijn. Die krijgen geen behoorlik Nederlands programma, maar 'n Frans. En wat voor 'n Frans! Die jubel van die Vlaamshaters zal openlik zijn, en dan achter de rug, in't heimelik geniep maar duidelik voor iedereen die 't horen mag, lachen zij en alle Fransen, en alle Franskundigen in de wereld die Amsterdammers uit, bespotten ze als onnozele wezens, die niet eens enige regels dragelik Frans de wereld in kunnen sturen, en 't dan toch willen proberen, maar voor de hele wereld 't volgende taaltje uitstallen. (Van mooi of zuiver Frans is helemaal geen spraak). Ik heb alle fraaiigheden kursief laten zetten; er zijn enkele betrekkelike kleinigheden bij, die uitsluitend op de spelling betrekking hebben; maar dat dan toch dingen zijn alsof men bijv. in't Nederlands paadden voor paden, of katen voor katten zou spellen. Maar de meeste zijn gruwelen, die 'n gewone H.B.S.'er 'n volstrekt onvoldoende zouen bezorgen. Ziehier dat fraais.
PROGRAMME DU 27me CONGRES INTERN. EUCHARISTIQUE à Amsterdam 22-27 Juillet 1924.
MARDI 22 juillet: Arrivée du Cardinal-Légat: Son Eminence le Cardinal van Rossum. MERCREDI 23 juillet: Ouverture Sollennelle du Congrès au Stadion dan l'après midi. JEUDI et VENDREDI 24 et 25 juillet: Dans l'aprèsmidi, réunions des divisions des nationalitées. Deux réunions pour le Clergé. Dans le soir, Réunion générale dans l'église de l'Amsteldijk, à la salle de Concertgebouw et au Stadion. SAMEDI 26 Juillet: Communion des enfants au Stadion. | |
[pagina 164]
| |
DIMANCHE 27 Juillet: Messe solennelle pontificale par S.E. le Cardinal-Légat au Stadion et dans l'après midi Salut pontifical avec procession du Saint Sacrament au Stadion. Chaque jour Grande Messe pontificale dans de différentes églises.
INFORMATIONS SUR LE CONGRES INTERNATIONAL EUCHARISTIQUE DU 22 AU 27 JUILLET à AMSTERDAM.
Le bureau du Congrès est situé au Bagijnhof 32. On peut se faire inscrire au bureau pour les cartes congressistes. Ces cartes donnent droit d'entrée à toutes les assemblées et réunions; aussi le dernier jour au Stadion (la levée). Les insignes et programmes seront distribués avec les cartes d'entrée. Le prix des cartes, prises au bureau est de fl. 10 sans et de fl. 15 avec un livre de mémoire du Congrès. Envoyé et recommandé par la poste resp.: fl. 10.35 et fl. 15.90. Le livre paraîtra quelque temps après la levée du Congrès. On peut aussi adresser au bureau pour les affiches illustrées du Congrès pour églises, écoles etc. ainsi que pour les images, avec prière speciale. Toutes les informations sont à obtenir au bureau du Congrès. Le secrétaire général est le révérend père W. van Dijk O.S.A. à Amsterdam Spinhuissteeg 4. Les localités pour les cérémonies à Amsterdam étant assez petites, et parceque aussi la grande cérémonie du dernier jour doit prendre place au Stadion il est nécessaire de commander sa carte congressiste immédiatement. Il ne faut pas que l'argent soit envoyé au même temps; on commande seulement sa carte au Bureau du Congrès, Bagijnhof 32 Amsterdam; le payement se peut faire après l'arrivée au Congrès.
De Nederlandse katolieken zijn door dit mooie stuk eenvoudig bespottelik gemaakt voor heel de wereld. Aan wie is de voorbereiding voor dat kongres toevertrouwd? T'is allertreurigst dat we zo belachelik worden gemaakt, en jammer genoeg is dat niet meer in stille verborgenheid goed te maken; 't program is verspreid; we moeten dus vorderen, dat dit volkomen duidelik en afdoende wordt hersteld in de kortst mogelike tijd. Zo iets had niet mogelik moeten zijn.
H.M. |
|