Aan J.V.
Lief nu 't weer zomer is - de tijd waarin onze liefde hoog opbloeide als een vlamrode bloem, wondere verschijning in de grijze eentonigheid der platgetreden vlakte - nu moet ik telkens weer aan je denken.
Nu is 't, alsof er geen tijd ligt tusschen toen en nu, alsof ik je vanmiddag weer ontmoeten zal.
Purper is alles van verlangen en rouw. Lief, waarom is 't zó moeten komen?
Herinnering kan zijn de liefste engel of de gruwbaarste duivel: Bid, dat mijn liefde voor jou vlekkeloos moge zijn, opdat ze mij later niet tot verwijt wordt.
Deze nacht heb ik om je geschreid. Ik werd wakker van m'n eigen snikken. Ben je bij me geweest in mijn droom?
Waarom zijn de lichtende dagen gesluierd, dat ik ze slechts zie vaal en zonder glans? 't Is de rouw om jou, mijn lief, de rouw om wat verloren is en nooit weerkeert in dit leven.
LENY SCHOENMAKERS