Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] [Henri Bruning] Uit: het zonderlinge lied verwezen daglonerstred doffe berusting want iedere dag eindeloos-eendere sirkelgang die nooit rezultaat heeft dagen wentelen verloren omlaag wij stijgen niet Stijgen wij weinig naar uw verzadiging - wij glijden weer terug: vermoeienis is op zoveler gezichten. 'n dagloner ontvangt zwijgend het dorre loon de vruchteloze vracht der dagen doodde verlangen Maar wij? (uw zoete vreugden: melankolieke draaiorgel-muzieken als wij verlangen naar een simfonie van Mahler) God! dat hebben wij niet gevraagd! We vroegen meer! Uw vreugden zijn zo zelden en zo klein 'n welluidend refrein van een eentonig langzaam lied. O! ons verlàngen naar een grote stralende daad een grote vreugde naar licht en ruimten wijd en hoog iets dat de aarde breken zou als zaad en uw goed Oog dat zingend naar ons overboog: dagen wentelen omlaag verloren - zonder rezultaat Verlangen - volharding - vermoeienis is op zoveler gezichten, God, sta ons bij! verwezen daglonerstrek doffe berusting. HENRI BRUNING [pagina 149] [p. 149] Vlagen zoete muzieken uit dorpen waarlangs wij snellen - schemeren even open beveiligde uren van vroeger: iets van een mens, iets áárds boog nog beveiligend zich over ons: naaktheid van aardekind kenden we niet. Dorpen wentelen aan en voorbij - herinneringen zwerven terug: de pijn van verloren muzieken: eindeloos het verlangen weer kind te zijn - blijft, blijft de eentonig-ritmerende dender der wielen waarin ons verlangen bekneld ligt Wij willen spreken, met vrìenden spreken - we mogen niet: we vinden slechts d'afgronden van elkanders hart in 't zwijgen van elkanders hulpeloze ogen. Eindeloos verwijderd - en we kúnnen elkander niet naderen, we kúnnen niet roepen. We dúrven niet. Het is ook niet nodig - - Zware droomstilten waarin alles vergeefs is. Dan bespringt ons de angst, God, ons leven alleen met úw Liefde te moeten leven: O, geef ons iets, nog iets - 'n mens - behalve U, iets dat ons verwant en nabij is. Gij zijt zo ver als àllen zo ver zijn. God - - - we zijn mèns. [pagina 150] [p. 150] Wees mild, wees milder. Bedènk! dat wij verlangen naar een gróót leven, dat wij méér dan de anderen, van U willen zijn. d'Eentonige dender der wielen wiegt ons ten dode. HENRI BRUNING Vorige Volgende