Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMerkwaardighedenRumor in casaGa naar voetnoot1)‘Vous tuez donc des gens qui se portent fort bien?’, aldus de zin van J.R. van der Lans in zijn ‘Opmerking’, die resonneert op mijn noot in ‘Roeping’, Januari, (blz. 210). Zou er dan waarlijk niets door ‘V.O. Tijd’ ‘opgeruimd’ zijn? Met een gemakkelijk woordenspel op de drukfout ‘hebben’ in plaats van ‘heeft’, wint de verdienstelijke schrijver van ‘De Gouden Dubloen’ het pleit niet. Er is wel degelijk door mij beweerd dat V.O. Tijd ‘Banning en van der Lans heeft opgeruimd’! Maar om de verklaring van het woord ‘opruimen’ komt men bij mij terecht, niet bij den heer J.R. van der Lans. De foutieve en al te bondige opstel van de noot eischt iets ruimer uitleg. Vooraf: materialiter wel, maar geestelijk doet het weinig ter zake dat de Heer J.R. van der Lans een poosje aan de eerste nummers van V.O. Tijd meegewerkt heeft. Dit zal hem wel gelegen hebben aan het toenmalig redacteurschap van Maria Viola aan de ‘Katholieke Illustratie’: meer uit een kameraadschappelijke dan uit een innerlijke reden? Als ‘overgangsfiguur’ mocht dit ternauwernood zijn. Geen letterkundig historicus zal ontkennen dat toen V.O. Tijd in 1901 verscheen feitelijk een nieuwe geestelijke waarde aan de leiding kwam die gansch een andere was dan de sjofele volkskunst van Banning en van der Lans. V.O. Tijd werd opgericht, omdat de kunstideeën der Katholieken toenmaals zóó bekrompen en provinciaal waren. Dat die nieuwe katho- | |
[pagina 83]
| |
lieke kunst zich aristocratischer en voornamer aanmelde dan de voorgaande goedkoope gemeenschapslitteratuur van Banning en van der Lans, is een aanwijzing te meer voor de nieuwe aparte literaire verhoudingen die destijds door de groep Viola-Brom-De Klerck e.a. ontstonden. De geestelijke afstand der Illustratie-novellisten tot V.O. Tijd is werkelijk niet te overbruggen, zelfs niet door de bewering dat Van der Lans' werk geinspireerd werd door het historisch-romantisch werk van Thijm. Die aangegeven aansluiting is te oppervlakkig om afdoende te zijn. Op de reeële geest komt het aan, op de innerlijke gronden die een geestelijke aanverwantschap bij Thijm en de V.O. Tijdgroep wettigen. J.R. van der Lans mist juist de groote aristocratische artisticiteit van J. Alberdingk Thijm en diens fijne historische intuitie om werkelijk tot zijn uitgelezen ‘gezelschap’ te behooren. Zijn romankunst is het vulgaire historieverhaal, waarvan ik mij herinner welk 'n weldoende lektuur het was in mijn gymnasium-jaren. Nu nog ken ik in Vlaanderen menig College (gymnasium) waar elk jaar drie exemplaren van ‘Een Bloem in den Kerker’ letterlijk stuk gelezen worden door de Vlaamsche jeugd! Natuurlijk dat mijn noot niet deze ‘opruiming’ bedoelde. ‘Ne matérialisons pas trop!’ Er kan maar van éen opruiming spraak zijn in den geestelijken en intellectueelen zin van het woord, namelijk door de tegenstelling van de eene geestelijke waarde tot de andere, zooals wij in Vlaanderen het landelijk werk van Renier Snieders zouden tegenstellen aan het boerenleven van Streuvels of het oratorisch vers van Van Duyse aan de natuurlijkheid van Gezelle. Dit is de ‘opruiming’ die de plaats inneemt van het voorgaand-oudere en nieuwe leiding geeft. Dat daarbij Banning en van der Lans - als novellisten werkten ze samen in de ‘Katholieke Illustratie’ (1866) - in éen adem door me genoemd worden, ligt aan een soort gemeenschappelijke, onschuldige gemoedsatmosfeer, die ik in beiden aantref. Historie- noch volksverhaal zijn voldoende differencieering om alleen bij Banning burgerlijke braafgeestigheid te constateeren. Ik vind die nagenoeg evenveel terug bij J.R. van der Lans, al is dit overstreken met het glimmend vernis van de historische roman. Ik moet er trouwens aan toevoegen dat ook Ten Brink's historische novelle niet aan die tamme bourgeois-zoeterigheid ontsnapt. Wat wil je daartegen? Het was de half-om-halfsche geestvan-de-eeuw en juist daartegen was V.O. Tijd een opluchtende reactie, die, van-zelf-sprekend, niet altijd de rechte lijn kon doortrekken, omdat de oude v.d. Lans' geest daarnaast bleef ‘antichambreeren’! Wie Molkenboer's ‘Vondelschetsen’ gelezen heeft zal begrijpen, waarom Molkenboer artistiek en geestelijk ontzaggelijk-stipter in de Thijm- | |
[pagina 84]
| |
traditie leeft dan de historische roman van J.R. van der Lans, die er slechts een flauwe afwatering van is. Het getuigt weinig voor het diepere, kritisch zelfinzicht van J.R. van der Lans, dat hij zich een intellectueele plaats aanmatigt in de geestelijke tijdswaarde van V.O. Tijd. Zoo 'n voorstelling is hyper-legendarisch! Nee-maar, had de ‘Tocht naar Damiate’ in V.O. Tijd verschenen, we hadden zoo waar een heruitgave gehad der ‘Katholieke Illustratie’ en J.R. van der Lans zou met zijn ‘Opmerking’ gelijk gehaald hebben. Voor de geestelijke waarde van V.O. Tijd zal, hopen we, J.R. van der Lans met ons dankbaar zijn dat zulks niet gebeurde! Omgekeerd is het waarschijnlijker dat de ‘Katholieke Illustratie’ destijds door de fijne pen van Maria Viola veel aan innerlijke gezondheid won, wat sterk pleit voor de geestelijke invloed van de leidende, jonge groep. Trouwens, al had de heer J.R. van der Lans gansch het levensbestaan van V.O. Tijd medegearbeid, ik geloof dat hij er geestelijk nog had naast en buiten gestaan. De vlag der Tachtigers bestrijkt nu eenmaal wel de V.O.T.-groep maar bijlange niet de historische volkskunst van J.R. van der Lans! Dit zij met alle eenvoud verklaard ‘sine ira et studio’. Wij benijden enkel aan J.R. van der Lans zijn vriendelijke populariteit, maar deze is dan ook verkregen ten koste van den hoogeren artistieken levenszin, die niemand van ons verbeuren wil, maar integendeel als vormelijke en gedachtelijke toemaat ‘den volke’ wil bijschenken, ook op oubakken ‘Katholiek Illustratie’-papier. En dan meen ik dat de nieuwe katholieke kunst iets meer voor het volk zal verrichten dan de generatie die in 1855 geboren werd. Ik behoor niet tot de ‘jongjongeren’ die zeggen: ‘il nous faut du nouveau, n' en fût-il plus au monde’. En dit maakt mij niet zoo volstrekt ongeloofwaardig, ook waar ik de volle verdiensten van een ouder schrijver als J.R. van der Lans erken KAREL VAN DEN OEVER | |
Julie-nummer van RoepingBij gelegenheid van 't wereldcongres te Amsterdam ter ere van 't Allerheiligste Sakrament zal 't Julie-nummer van Roeping heel en al gewijd zijn aan het H. Sakrament des Altaars. Alle kunsten zullen in schoonheid 't Allerheiligste verheerliken. |
|