‘Roeping’ van Joan Collette
Dit is 'n houtsnee van sobere geestelike eenvoud. De mens in't allereenvoudigste monniksgewaad, 't schamele boetekleed, die Gods roeping mag ontwaren. De hand van Gods engel op z'n voorhoofd, de klare instraling van Gods uitverkiezing in de ziening van 't verstand.
Alle uitwendige middelen in't soberste om't inwendige op 't sterkste te maken. Hoe zuiver doet hier de vlakke snee van 't simpele hout, dat in z'n weerdruk de vlakheid houdt zonder hardheid, de zuivere krachstige scherpte zonder stugheid, en zo de edelheid van 't zielsgebeuren onmiddelik tot ons brengt.
T'geheel heeft de klare geslotenheid in de strakke lijn, omdat elke overbodige dus schadelike vorm is afgewezen; en zo rijst ons oog onmiddelik naar dat lichtende gelaat, hier vooral met de geheven handen de kernuitingen van de ziel. Op 't gelaat de blije ontstelling over zo heerlike uitverkiezing, en in de rust van de geheven handen de vrome beschroming, maar ook de overgegevenheid aan de wil van God. En et middelpunt van alles, waar ons oog en gemoed in blijven rusten, 't starende oog, dat schouwen mag in zo verre verschieten van Gods eindeloze goedheid.
Mij dunkt, hier is met de enkelvoudigste middelen gesproken de zieletaal. De verbazing van de ootmoed, wat overkomt mij dat Ge me roepen wilt, en waarom roept Ge juist mij? En in die ootmoedige verwondering de koninklike vreugde om de uitverkiezing tot zo hoge roeping.
Dat is verkregen door de kristallisatie van't enkele zielegebeuren. Naar buiten volstrekt alle vormen weg, die dat zielegebeuren niet uiten; de drang, om alles samen te trekken op 't hoofd, omdat 't de aans raking voelt van't goddelike, en zo edel van lijn, omdat 't de edelheid uitstraalt van de ziel in't blije tegemoet gaan van dat goddelike, de Roeping, die door de ziel vernomen wordt en aanvaard.
Is't 'n fout, dat de linkerhand 't voorhoofd aanraakt? De geslotenheid zou waarschijnlik geleden hebben, was't de rechterhand geweest, en je ziet 't niet dan na afzonderlike bepeinzing van de techniese samenstelling. In't geesteszien en gemoedsgevoelen heeft 't me helemaal niet gehinderd.
Dit is wel mee van't gaafste werk, dat ik van Joan Collette heb mogen zien.
Tilburg.
HENK MOLLER