Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Het lied van Brabant voor Jozef van Aalst Kinders van sterk volk zijn Brabants mensen. De zee stak dreigend armen uit naar de rauwe grond, die de aarde hun gaf dat ze vechten zouden. De hoeken van hun mond zijn weerhaken tegen de stoere dagen, die aanvliegen op vlagen van wind. (Dat in hen waaie de wind van God, die rust brengt!) Die wonen aan de zee en uitzenden bevrachte boten: de laders gebukt onder balen, dat alle spieren gespannen staan, wisselvaarders met een oog voor zaken, een hart voor goedheid, kaaiwerkers met kolenhanden, die vriendschap kunnen drukken als geen andere, die hebben allemaal van vader en moeder een lied geleerd. Die in de polder ploeteren: graanpikkers en bindsters in het harde der zon met een zacht hart menners, wier zwepen knallen, zelden slaan, zwetende dorsers, die weten te strelen, die hebben een ziel vol geluid. Die hokken op de hei, de schamelen, met ogen die naar binnen zien en toch ineens jou open aan kunnen kijken: zandkruiers, wier rug zo gebogen is als hun ziel recht en ploegers en zaaiers, - hun grond verwaait, maar vast is hun gemoed - die weten de drang van een lied in zich. Die gaan naar fabrieken, waar 't zelfde werk van alledag hen wacht: aan de schaafbank ruwe mannen, die van binnen blinken, [pagina 55] [p. 55] aan de ketel de masjienist - olie drupt van zijn vingertoppen, te werken is balsem in zijn gemoed, op het kantoor de klerken en boekhouders met d'r saaie sijfers, en tòch entoesiasme, (is thuis niet moeder met de kinderen, vanavend?) die kunnen zingen, want die zijn van Brabant. En die van onder de Sint Jan: ouwe tegoeiertrouwen, - voor de Zoete Moeder is hun gemoed als een avendgebed - in hen hoor ik zingen hetzelfde lied, rustig en sterk, zoals de zee zingt voor een die ver-af staat. Kristus, geef de genade der blijheid aan uw volk, dat wij nòg jubelen - (de tijd is zwaar) het lied, dat alle Brabantse mensen vereent: ons zingende Credo. ANTON VAN DUINKERKEN Vorige Volgende