Roeping. Jaargang 2

[p. 378]

Lof aan god

De wereld-zaal waarin de wolken hangen,
onder den sterren-krans en de maan,
onder de blonde zijde der zon,
wijl de zee dampt in haar vat
en de boomen groen op de aarde staan,
is van U, mijn God, bewegende glorie,
glans en luistervolle pracht,
de wonderbare tooi van uw victorie,
uw praal, uw levens-macht!

De steden, de dorpen, de kasteelen,
- als nesten aan den aard-bal -
de rook der stoombooten op de bolle zee,
en de storm-kapen met hun ruischend schuim,
het warm tropenwoud,
de krakende, witte waterval,
zij zijn van U, mijn God, de breede getuigen,
de heldere roep-hoornen van uw Naam,
de hooge gestalten, ver en ruim,
zoodat wij, menschen, diep en dieper buigen
voor uw schoon gelaat aan het wereld-raam.

KAREL VAN DEN OEVER

[p. 379]

'N korte inleiding bij 't onderstaande stukje van een mijner leerlingen.

Ik vind dit 'n buitengewoon aardige tegenhanger van de poppenschilderijen van Lizzy Ansingh. De mengeling van plechtstatige precieusheid en banale alledaagsheid; de houten gracie, het gebrek aan individualiteit lijkt me in gedachtegang, uitbeelding en taal, heel goed getroffen.

TH. DE JAGER