Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Eerste bedrijf1e Tooneel
Het Nieuws
(komt op en zweeft zingend over 't tooneel)
Hoort, menschen, hoort!
Het Nieuws is aan het woord!
Komt, ziet en hoort!
Muziek
(achter de schermen)
Het Nieuws is aan het woord!
Komt, ziet en hoort!
| |
2e Tooneel
Goede Neiging
(komt op, verwonderd)
O vluchtig wezen, bij elk volk vernomen,
Geen winden die u ooit zijn voorgekomen.
Ondeugd
(komt op)
O vogel, die met glans en gloed omluisterd,
De zon aan 't steile firmament verduistert.
Booze Neiging
(komt op)
O wonderheid van macht en groot vermogen,
Uw zangen boeien 't oor, uw blik mijn oogen.
Genade
(komt op)
Gedrocht, dat in de lucht en de afgrond zweeft
Bij 't ijs omlaag, omhoog in vuurgloed leeft.
Vader
(komt op)
Gij levend schip, dat lente en jeugd meedraagt
En over de zeeën van zonlicht jaagt.
| |
[pagina 344]
| |
Onschuld
(komt op)
Jij wankel wezen, doe maar kalmpjes aan,
Als jij je kop stoot, is 't met jou gedaan.
Goede Neiging
Waar kun je op roemen?
Booze Neiging
Waar kom je vandaan.
Ondeugd
Wat zoek je toch?
Genade
Maar zeg, hoe is je naam?
Onschuld
Waar ben je bang voor?
Vader
'k Vraag, wat heb je voor?
Nieuws
(zingt)
Let allen op, schenk mij alleen gehoor!
Hoort, menschen, hoort!
Het Nieuws is aan het woord!
Komt, ziet en hoort!
Muziek
Het Nieuws is aan het woord!
Komt, ziet en hoort!
Nieuws
(zingt)
Hoort! op het groote marktveld van de wereld,
Wordt door uw koning vrije markt gehouden!
Komt en koopt, en zegt het voort!
Het Nieuws is aan het woord!
Komt ziet en hoort!
Muziek
Het Nieuws is aan het woord!
Komt, ziet en hoort!
| |
[pagina 345]
| |
Nieuws
(zingt)
Er is van alles te koop;
Maar let op, wees attent:
Of men goed koopt of slecht
Dat blijkt pas op 't end.
Komt, ziet en hoort!
Het Nieuws is aan het woord!
Hoort, en zegt het voort!
Muziek
Het Nieuws is aan het woord!
Hoort, en zegt het voort!
Allen
Dat is goed nieuws!
Vader
(bezorgd)
Dat is slecht nieuws.
(Nieuws af.)
| |
3e Tooneel
Ondeugd
Geen goed nieuws, Vader, dat er wordt vermeld,
Dat men een vrije wereldmarkt zal oop'nen?
En Goede en Booze Neiging naar believen
Zich kan voorzien van alles wat er is.
Vader
Geen goed nieuws, neen, omdat ik heb vernomen,
Dat men van alles op de weerld kan koopen,
En hij alleen 't geluk krijgt tot zijn deel,
Die zijn talent niet slecht maar goed gebruikt.
En dit is nog het ergste, dat men zei,
Dat goed en kwaad pas wordt gekend op 't end.
Onschuld
Daar is nog iets veel erger.
Allen
En wat dan?
Onschuld
Wat zou het dat de wereld alles geeft,
Als niemand tweemaal koopt van al wie leeft?
| |
[pagina 346]
| |
Goede Neiging
Gij zijt vader van 't huisgezin. Uw rijkdom
Kan zich meten met die van elken vorst
Van de'opgang van de zon tot de'ondergang.
Wij beiden zijn uw zonen. Maar gij wilt
Uw goedren nu nog niet verdeelen, nu
Ons erfdeel nog niet geven; want gij wenscht
't Erfrecht te geven aan uw oudsten zoon.
Wij zijn te saam geboren en weten niet
Wie de oudste is. Gij hebt nog niets bepaald;
Kunt niemand dus verstooten of verkiezen.
Daar 'k toch altijd den voorsprong van mijn broer
In zijn verdiensten heb erkend, zoo durf ik,
Nu deze wereldmarkt is afgekondigd,
Een voorstel doen. 't Is een eenvoudig middel,
Dat ù, mijn broèr en mij, ons alle drie
Voldoen zal, zonder dat hij boos kan wezen,
Dat ik ben voorgetrokken bij het deelen,
Ik evenmin dat hij den voorrang kreeg,
Beiden tevreden, kunt ge aan uw wensch voldoen
Om 't erfrecht van den oudste in te stellen,
En hoeft geen keuze tussche' uw zoons te doen.
Vader
Hoe luidt dat voorstel?
Goede Neiging
't Is eenvoudig dit:
Geef me één talent, meer niet. Ik ga daarmee
Ter markt. En ik verzaak dan aan het recht
Op de erfenis ten gunste van mijn broer.
Op dìe voorwaarde, dat, als ik het zóó
Gebruik dat 'k rijk aan goedren wederkeer,
Gij mij als blijde Bruid geeft de Genade,
De schoone dochter van de eenzame bergen,
Die heerlijk als de zon is, lieflijk als
De prille lente, vreemdling in dees bergen,
Van ander, schooner land!
Booze Neiging
Op die voorwaarde
Kan ik van haar onmooglijk afstand doen
| |
[pagina 347]
| |
Want nee, ik kàn niet afzien van het streven
Eens van Genade bruidegom te zijn,
Indien, als loon en prijs voor hare schoonheid,
De äarde mij haar gouden aadre' ontsluit
Het zeediep mij zijn paarlen schatten schenkt.
Goede Neiging
Altijd ben jij mij dwars. Wàt ik ooit wilde,
Jij kwam er tegen op.
Booze Neiging
Waar er twee kijven
Hebben er twee schuld. Geef dus aan mij
De schuld niet. Jij hebt die evengoed als ik.
Goede Neiging
Nee, 't is jouw aard....
Booze Neiging
Mijn aard?!
Goede Neiging
Om niets te doen
In liefde en vree, alles in twist en tweedracht!
Booze Neiging
Ik, ik hou van Genade. En omdat jij
Geen voorsprong in verdiensten op mij hebt,
Zooals je zelf zoo lief was te bekennen,
Kun jij voortaan haar wel vergeten. 'k Wil niet
'k Wil nièt, versta je, dat je naar haar meedingt.
Goede Neiging
Ik ben je niet geheel gelijk, dat 's waar.
Maar in de liefde ben ik je toch voor.
Onmogelijk is 't de hoop te laten varen.
Booze Neiging
Als jij voor Abel speèlt, jou schurk, zal ik
Als Kaïn doèn.
(Trekt zijn dolk)
Vader
(komt tusschenbeiden)
Wat, vlegels, wat is dat?!
Maar zie je mij dan niet.
| |
[pagina 348]
| |
Booze Neiging
Kan mij wat schelen!
Goede Neiging
(knielt)
Ik vraag vergifnis als ik u bedroefde.
Genade
In ootmoed dingt er een om mij, en een
In hoovaardij; gemaklijk is 't te zien,
Wie mij verwerven zal.
Vader
Terug, jij, gauw!
Sta jij maar op. Nu opgelet wat 'k zeg!
Mijn zonen, daar nu de oorlog tusschen u
Verklaard is, is 't mijn zaak te zorgen, dat
Het oude drama zich hier niet herhaalt.
Genade, die met mij als vriend met vriend
Nu leeft en leven zal in eeuwigheid,
Gaat uw vermoedens hemelhoog te boven.
Ik prijs haar niet te hoog, als ik haar roem
De keizerin van grooter rijksgebied
Ehm overhuifd staat van den blauwen hemel.
Hier in dit dal, dat is een dal van tranen,
Waar ik de vader was des huisgezins,
('k Ben in dit land toch 't Menschelijk Geslacht)
Daalde zij neer met haren Bruidegom:
Gij kunt vermoeden, wie dat wel kon zijn,
Die de Genade zoo aan zich kon boeien.
Hij kwam verhuld, alleen om een belofte
Gedaan aan 't huis van David. En omdat
Hij zich gehuld had in ons veege kleed,
Brachten verraders hem ter dood. Zij hebben
Hem niet erkend.
Goede Neiging
Wat weent hij bij 't verhaal!
Vader
Genade bleef tot mijn beschikking achter,
Verhuld, omdat wie Hèm miskende, ook haar
Miskennen moest. Zoo zien wij in de wet
Van de Genade, hoe zij ons verlicht,
| |
[pagina 349]
| |
De bergen van ons dal in luister kleedt
Als Serafijnsche dochter van de bergen.
Van haar genoeg, en trachten wij den strijd
Nu tusschen u getweeën te beslechten.
Ik ben het Menschelijk Geslacht, ik Vader
Van 't huisgezin, die onderhou zoovelen
Als 't leven ziet verschijnen en verdwijnen.
Ook u. En ik, die me eens de wetenschappen
Gewijd heb, heb uw toestand onderzocht
En uw geaardheid nagegaan. En 'k vond
Als uitkomst van mijn studie d'een goed
En d'ander slecht. Dus waagde ik 't niet een keus
Te doen, voordat zou blijken, wie van u
Het eerstgeboorterecht door eigen aard
Onwaardig is, wie waardig. 'k Zag u twisten,
Stel dus u op de proef. En volgens recht
Verneemt gij dan mijn oordeel. De Genade
Verwerft hij die 't verdient door eigen werken.
Ga naar de groote Markt der Wereld.
Gij krijgt een even groot talent. En nu:
Die zijn talent het best gebruikt, en hier
Bij mij terugkeert met de meeste goedren,
Zal blijde Bruigom der Genade zijn.
Niet slechts mijn erfgenaam, maar erfgenaam
Van eigen rijk. Goed uw talent besteed!
Want wie 't verkwist, hij vindt de poort gesloten.
En denk er om: gij vindt er goed en kwaad.
En goed en kwaad wordt pas gekend op 't end.
(Af)
| |
4e Toneel
Booze Neiging
Ik geef mijn fierheid nu den vrijen toom!
Goede Neiging
Hoe groeit bij dat besluit mijn zorg en schroom.
Genade
(tot Booze Neiging)
Wat kan bij dat besluit uw moed versterken?
Booze Neiging
'k Hoop vast u door mijn werken te verwerven!
| |
[pagina 350]
| |
Genade
(tot Goede Neiging)
Wat vrees ontstelt op dat besluit uw zinnen?
Goede Neiging
'k Ben bang, u door mijn werken niet te winnen.
Booze Neiging
(tot Genade)
Mag ik, voor 'k ga, Genade, een gunst u vragen?
Genade
Over mijn gunst zal niemand zich beklagen.
(Geeft hem een roos)
Goede Neiging
(tot Genade)
Hebt ge ook voor mij een gunst?
Genade
(geeft hem een roos)
Gelijkerwijze.
Goede Neiging
Zonder verdiensten wilt ge uw gunst bewijzen?
Genade
't Is daarom juist dat ik Genade heet.
Want kon de mensch mijn gunst verdienen, weet:
'k Was geen Genade, maar Rechtvaardigheid.
Daarom heb 'k u mijn eerste gunst gewijd,
Opdat ge een tweede zoudt verdienen. Toon
U zelf die waardig dat ik u beloon.
God wil dat 'k eerst om niet een gunst zal geven,
Daarna een tweede gunst om waardig leven.
Zóó heeft God op genade 't Recht gesticht:
Eerst geeft hij vrij zijn hulp, dan loon uit plicht.
Ga met mijn gunst ter Markt. Zie toe, gij mensch,
Hoe ge uw talent besteedt; denk aan uw wensch.
Weet dat u goed en kwaad te wachten staat.
ik zeg u: Doe het goede en laat het kwaad.
(Af)
| |
5e Toneel
Goede Neiging
De twist is uit; laat ons nu samen gaan.
| |
[pagina 351]
| |
Booze Neiging
Kan je begrijpen. 'k Ga van jou vandaan.
Ga jij soms rechts, ik neem den linkschen weg.
'k Neem ook een andren knecht; wie neem jij, zeg!
Goede Neiging
'k Ga door de berge' al is de weg ook zwaar.
Booze Neiging
Ik langs de vlakte en vier het prille jaar.
Goede Neiging
Jij, Onschuld, kom als makker aan mijn zij.
Onschuld
Mag ìk mee, Goede Neiging?
Goede Neiging
Zeker, jij!
Onschuld
Jij neemt me tot gezel het eerst van al.
Booze Neiging
(tot Goede Neiging)
Je doet een fijne keus in elk geval!
Geeft die jou raad, als jij inkoopen doet,
Geen zorg, dan gaat je zaakje zeker goed!
Onschuld
En waarom niet!?
Goede Neiging
(tot Booze Neiging)
Aan wie heb jij je vreugd?
Booze Neiging
Mijn hart snakt naar genot, plezier!
Ondeugd
(tot Ondeugd)
Ondeugd!
Ondeugd
Wat is 't?
Booze Neiging
Je wilt toch wel ter Markt mee, jij!?
Ondeugd
Wat graag! Ter Wereldmarkt? Juist iets voor mij!
| |
[pagina 352]
| |
Goede Neiging
O allerschoonste dochter van de bergen,
Eer 'k u verdien, wat zal 't een tijd nog vergen.
Booze Neiging
(tot Genade)
Ik krijg u vast!
Goede Neiging
(tot Booze Neiging)
Adieu!
Booze Neiging
(tot Goede Neiging)
Nou, veel plezier!
| |
6e Toneel
(Als ze willen heengaan, houdt Zonde ze staande, die gekleed is als boerin.)
Zonde
Voordat je verder gaat, hoor even hier.
De Vader van 't Gezin, het Menschelijk
Geslacht, zond u, verscheiden aard der menschen,
Ter Wereldmarkt, om uit te maken wie
Zijn rijk zal erve' en de Genade als Bruid.
Maar voor je verder gaat laat me eerst vertellen,
Dat 'k diep gegriefd ben dat je mij vergeet.
Toen hier in 't dal die vreemde schoonheid kwam,
(Ze ìs niet eens schoon, maar, ja, ze was een vreemde,
En kwam ellendig hier van andre bergen),
Had ìk toen al niet lang uw hart gestolen?
Is er één boom in 't dal, die in zijn schors
Mijn naam niet draagt? Maar één boom bovenal
Herhaalt in 't vage raadsel van dat schrift:
Leve de Zonde! 't Heele dal is mij
Genegen, en elk schepsel offert mij
Zijn vrijheid, sterft op mij verliefd, nog vóór
Het leeft. En jullie, Goede en Kwade Neiging,
Verzuimt in dienst van andre Bruid, mijn schoonheid!
Goede Neiging
Zwijg stil!
Booze Neiging
Hou maar je mond!
| |
[pagina 353]
| |
Goede Neiging
Want hoor 'k je stem....
Booze Neiging
Want bij het zien van je gezicht....
Goede Neiging
Verstomt
Mijn jonge plan!
Booze Neiging
Dooft uit mijn jong verlangen.
Goede Neiging
't Is waar, ik zeg het tot mijn schaamte en schande
Dat jij mijn vrijheid eens gevangen hield.
Booze Neiging
't Is waar, ronduit gezegd, ik had je lief.
Goede Neiging
Maar mijne liefde dingt naar andre schoonheid.
Booze Neiging
Maar ik wil trachte' iets beters na te streven.
Goede Neiging
Jij basilisk, die lam legt door je blik!
Booze Neiging
Je spuwt als adder onder bloemen gif.
Goede Neiging
Jij, sluwe slang, misleidt met menschenmond.
Booze Neiging
De vrucht die je aanbiedt heb jij aangeknaagd.
Goede Neiging
'k Vlucht je bekoring.
Booze Neiging
'k Vlucht van wat me lokt.
Goede Neiging
Je woorden roeren niet.
| |
[pagina 354]
| |
Booze Neiging
Mij deert je leed.
Goede Neiging
Mocht 'k u, Genade, in eeuwigheid beminnen.
(Af.)
Booze Neiging
Maar spoedig zal ik de Genade winnen.
(Af.)
| |
7e Tooneel.
Zonde
Maar wat gebeurt met mij? Men trapt mijn trots?
Op 't altaar brandde 't vuur voor mij; het brandt
Nog in mijn borst; op 't altaar bleef slechts asch?
De jonge mannen van dit dal van tranen
Bogen voor mij de knie. Nu ben 'k versmaad,
Sinds dat de Bruigom der Genade stierf,
Die Schoone hier bleef wonen. Maar wat zou 't,
Dat die twee zoons, die steeds in onmin leven,
Haar minnen, dienen en haar willen werven?!
Ze kunnen zonder goede werken niets
Als de eerste gunst van 't godlijk wezen werven;
Die werken zal 'k verhindren. 'k Zal hun daden
Verwarren, dat ze hun talent verkwisten,
En, tweede gunst niet waard, verstooten worden.
Mijn naam is: Peter, dat wil zeggen: Steen.
'k Ben, zegt men, 't tegendeel van elken naam
Van God! Is Hij dus edelsteen en hoeksteen,
Ik ben een steen van aanstoot, steen van val.
'k Zal onder 't menschdom slechte zeden zaaien,
Kleeren van leugen om hun schouders naaien.
Mijn list zal, eens ter wereldmarkt gekomen,
Wreken mijn nijd, mijn wrok waaraan ik stik.
Dat zijn de slangen die mijn hart vergiftgen!
Ik ben de steen van aanstoot en van val,
Ik, die verleiding zaai.... en de oogst dra maai.
| |
[pagina 355]
| |
Tweede bedrijf
(Onmatigheid, als herbergier gekleed en Lichtzinnigheid gekleed als bediende)
Onmatigheid
Je bent toch met de tafels klaar
Niet, schatje? 't Zal vandaag wat worden!
't Wordt niets dan trekken, reizen naar
De wereldmarkt!
Lichtzinnigheid
Alles in orde!
Onmatigheid
'k Verwacht vandaag veel gasten hier!
Ik word een aardig winstje rijk!
We zorgen samen voor plezier
Zetten bekaaid hen aan den dijk!
Lichtzinnigheid
Daar kwam 'k voor hier. Geen drukker wegen
Zijn voor een herbergier te vinden
Dan tusschen hoogte en laagt gelegen.
Alles passeert, komt even binnen.
Onmatigheid
Dat spreekt vanzelf, want elke mensch
Die naar de markt gaat, moet eerst eten,
Wil hij daar zaken doen naar wensch!
Lichtzinnigheid
Ik ben maar bang!....
Onmatigheid
Waarvoor, mag 'k weten?
Lichtzinnigheid
Ik sta voor al het werk alleen.
Onmooglijk dat ik elk gerief,
Die daar om vraagt. Te meer daar 'k meen,
Dat Wijntje en Trijntje net zoo lief
Een dienst ontvangen als presteeren.
| |
[pagina 356]
| |
Onmatigheid
Jij hebt gelijk. 'k Zal daarom zien
Een knecht te krijgen; 'k zal probeeren!
| |
2e Tooneel
Zonde
(komt op als bediende)
Zoo, goeien dag! Kan ìk misschien
Als knecht hier worden aangenomen?
Ik hoor, vermoeid voor 't huis gelegen,
Verzwakt van krachten, onderkomen,
Dat je om een helper zit verlegen.
'k Geloof wel dat ik je zal voldoen;
'k Ben in bedienen heel galant.
Mijn heer, een man van fijn fatsoen
Liet mij arm achter in dit land.
'k Moet dus wel zoeken, graag of niet,
Een postje waar 'k van leven kan.
Onmatigheid
Een pientre vent, een gladde Piet!
Lichtzinnigheid
En knap voor tien!
Zonde
Nee, zwijg daarvan.
Vertrouw mij maar, en 'k ben tevreden.
Een pientre vent, nou ja, zoo wat!
Maar knap mij noemen, heeft geen reden.
Want 'k weet: de schoonheid die ik had
Heb 'k op dien dag dat 'k viel verloren.
Nog eens: als je mij als knecht begeert,
Een beter knecht werd niet geboren;
En twijfel niet: je zaak floreert.
'k Kan rekenen met dubbel krijt;
Jij weet niet wat 'k al sluw verwerf:
Eens werd 'k een mensch een appel kwijt,
Hij gaf in ruil mij huis en erf.
Ik kan, wat jullie licht verblijdt:
'k Heb schoon doen schijnen eens een slang!
Lichtzinnigheid, Onmatigheid,
Ik ben je dienstig, ben niet bang:
| |
[pagina 357]
| |
'k Verdien je meer in éénen dag
Dan jullie in veel jaren kan;
Ik heb middelen van alle slag,
Ik pas mij aan aan alleman.
Bij eedlen zeer voornaam en waardig,
Bij ijdeltuite' al sierlijkheid,
Bij kooplui ben ik net en aardig,
Bij armen vol genegenheid,
Bij rijken aardig, lief en mooi,
En bij ministers diplomaat.
Bij 'n ernstig man ben 'k in de plooi,
Bij droev'gen ben 'k met troost en raad,
Bij menschen, die royaal zijn, gul,
Bij giergen in een sjofel kleedje,
Bij kuischen liefst geen flauwe kul,
En bij losbandgen óók zoo'n beetje.
En bij een snul.... het is geen kunst
Zoo iemand in 't gevlei te komen;
Met niemendàl krijgt men zijn gunst,
Een snul is zóó voor je ingenomen.
Onmatigheid
Jij staat mij aan; blijf hier maar wonen!
Lichtzinnigheid
Geen knecht, maar baas ben je op den duur!
Zoo gauw 'k je hier in huis zag komen
Ontbrandde ik in mijn eigen vuur.
Zonde
Wij moeten nog eens praten samen.
Lichtzinnigheid
Begrepen?
Zonde
Nou, en òf!
Lichtzinnigheid
Hoe heet je?
Zonde
Weet ik 't: 'k Heb een rits van namen.
'k Heet het liefst nog Peter, weet je.
| |
[pagina 358]
| |
Lichtzinnigheid
Peter, 'k schenk je hart en leven!
Zonde
Dat is gezegd met andre woorden....?
| |
3e Tooneel.
Onschuld
(achter de schermen)
Heer, als wij hier eens rustten, even?
Goede Neiging
(achter de schermen)
Mij goed.
Onmatigheid
Ik meen, dat ik wat hoorde.
Lichtzinnigheid
Ja zie, daar komen gasten aan.
Zonde
(voor zich zelf)
'k Verwacht er twee, één is er al.
Goede Neiging
(komt op, met Onschuld)
'k Had graag een kamer, Heer; zou 't gaan?
Onmatigheid
Geen kamer hièr? dat is te mal,
Dan was ik geen Onmatigheid.
Onschuld
Komt iemand zonder paard en geld,
Men is hem maar het liefste kwijt:
Zijn centen zijn te gauw geteld.
Onmatigheid
Men wordt hier niet zoo hard behandeld!
Daar is je kamer!
Lichtzinnigheid
Zóó, te voet?
Goede Neiging
En erg vermoeid!
| |
[pagina 359]
| |
Zonde
Kom je gewandeld.
Het is geen wonder. Ging 't niet goed
Den weg te paard of zoo te maken?
Goede Neiging
Jawel! Maar toch, ik vond het beter
Te voet ter Wereldmarkt te raken.
Onmatigheid
Je kunt hier overnachten, zeker!
Je kamer is zoo aanstonds klaar.
Gebruik eerst wat.
(Af.)
| |
4e Tooneel
Onschuld
Dat 's iets voor mij!
Zonde
Na 't eten, wat gerust, niet waar.
Je hebt een bedje, zacht als zij,
Van rozen en vergeet-mij-niet!
Goede Neiging
Wat heerlijkheid! Wat kan mijn zinnen
Zoo lieflijk streelen!?
Onschuld
'k Weet het niet.
Zonde
(voor zich)
Mooi zoo! 't Gaat goed! Ik ben zoo binnen
(doelend op Lichtzinnigheid tot Goede Neiging)
Maar hoor eens! Onder ons gezeid:
Mijn lief?.... Is 't goed?.... Zij is gereed.
Goede Neiging
Nu zie ik, Zonde, wie je zijt.
Verander je ook gezicht en kleed,
Je houdt toch steeds denzelfden aard.
Dat woord, die toon past niet voor mij.
Kom, Onschuld, kom, jij moet bewaard!
| |
[pagina 360]
| |
Zonde
Maar luister, toe, en kom wat bij.
Goede Neiging
Ik ken je nu, 'k moet hier vandaan.
Kom, Onschuld, vlucht!
Onschuld
't Is rustenstijd!
Goede Neiging
Ik ga!
Onschuld
Ik blijf!
(Gaat zitten)
Goede Neiging
Laat ons toch gaan!
Onschuld
Ik blijf, gebruik hier eerst 't ontbijt.
Goede Neiging
Maar denk er om: 't is vastendag.
Onschuld
We maken er een vetdag van.
Goede Neiging
Kom, vlucht! Dit huis van misdaad mag
Niet roemen, dat 't mij deren kan.
Onschuld
Ik moet dus vasten?!
Lichtzinnigheid
Bind wat in!
Goede Neiging
Hoe kan ik dat?! Onschuld, vooruit!
Onschuld
Ik volg je, maar met tegenzin!
Zonde
Blijf dan!
| |
[pagina 361]
| |
Onschuld
Ja 'k blijf!
Zonde
En rust wat uit.
Onschuld
Welja, ik doe 't.
(Gaat zitten)
Goede Neiging
Je doet het niet!
Onschuld
Je maakt me dood!
Goede Neiging
(tot Zonde)
Je zult nooit pralen.
Dat 'k in jouw huis mijn Onschuld liet.
Zonde
Je poogt vergeefs haar weg te halen.
(Schuld en Goede Neiging grijpen haar vast.)
| |
5e Tooneel
(Booze Neiging komt met Ondeugd op, fijn gekleed.)
Onschuld
Ach, ach!
Booze Neiging
Wat is hier voor een strijd?
Goede Neiging
Luister maar, broer, ik zal 't vertellen.
Die trotsche draak, die van God lijdt,
Is 't vuur van 't Sodoma. We snellen
Hier weg. Vlucht ook. Och, vlucht dit kwaad!
Kom, Onschuld, mee!
(af met Onschuld)
| |
6e Tooneel
Booze Neiging
Wat dàt mag zijn?!
| |
[pagina 362]
| |
Lichtzinnigheid
'k Ben razend! O, dat hij mij haat!
Zonde
Hij wilde niet voldoen 't gelag,
Werd boos en ging toen aan den haal.
Booze Neiging
Is 't anders niet, heb dan geen zorg!
Heeft hij hier schuld, goed, ik betaal.
'k Kwam juist op tijd. Ik blijf je borg.
Ondeugd
(over Booze Neiging tot Lichtzinnigheid en Zonde)
't Is 'n royaal, vrijgevig man!
Kom dek de tafel maar direct,
En laat eens zien wat men hier kan.
Lichtzinnigheid
De tafel wordt je zoo gedekt.
Ik maak je maaltijd wel zóó fijn,
Zóó heerlijk lekker, dat de disch
Van Baltasar, of het festijn
Van Assueer er niets bij is.
Je bed zal mollig zijn en zacht!
Booze Neiging
(tot Lichtzinnigheid)
En dan - mijn liefde maakt me vrij -
't Is zeker goed dat ik je wacht!?
Zonde
(tot Booze Neiging)
Die zaak bespreek je alleen met mij!
Ga maar de kamer binnen, en
Je vindt er al wat je begeert,
Of anders ben 'k niet wie ik ben.
Booze Neiging
Het is wel heusch! 'k Ben zeer vereerd,
En dank je oprecht.
Zonde
(voor zich zelf)
Goed nieuws, o hel!
Ik heb mijn part van één talent.
Ondeugd
Maar Heer!
| |
[pagina 363]
| |
Booze Neiging
Wat is er?
Ondeugd
Weet je wel:
De zonde is hier! Heb jij ze erkend?!
Booze Neiging
De Zonde?
Ondeugd
Ja, de Zonde wenkt.
Booze Neiging
Ben je nu gek?! Nee, die is fijn!
Met recht heet je Ondeugd, als je denkt
Dat ete' en rusten zonden zijn!
(Hij zoekt de Roos, die de Genade hem gaf)
Ondeugd
Wat zoek je, Heer; wat is er, zeg?
Booze Neiging
Genade, ik heb, och! wat ellende!
Uw gunst verloren onderweg.
(Af met Ondeugd)
| |
7e Tooneel
Zonde
Dit was er een, die mij niet kende!
Maar kon die vreemdling dan niet denken,
Dat er al zonde in 't willen was?!
Daardoor moest hij Genade krenken,
Haar gunst verliezen! Liefje, ras!
En volg hem, want hij hoort jou toe!
Ik loop hèm na, - en ga 't hem slecht -
Die 't eerst hier kwam te voet en moe.
Lichtzinnigheid
Dus daarom kwam jij hier als knecht?!
Zonde
Ja juist daarom. Wat kan 't me geven,
Dat ik ook dien, wien 'k al verwon
| |
[pagina 364]
| |
Ik moet hem na dus, bij mijn leven,
Die 'k wou verwinnen en niet kon.
Want weet: ik ben hier overbodig.
Heeft Zonde eerst de vrouw misleid
En zij den man, waartoe is 't noodig,
Als jij maar doet naar wat je zijt,
Dat ik nog langer blijven zou.
De zonde heeft aan niets gebrek,
Zoolang er nog maar blijft een vrouw.
Lichtzinnigheid
Maar wacht!
Zonde
Geen praatjes, ik vertrek.
Lichtzinnigheid
Nee, luister nu!
Zonde
Blijf maar alleen!
| |
8e Tooneel
Onmatigheid
Wat is hier gaande?
Lichtzinnigheid
Peter wou
Nu al vertrekken.
Onmatigheid
Nu al heen?
Maar, Peter, waarom toch zoo gauw.
Zonde
'k Moet naar de màrkt, en hier vandaan.
Ik heb een mensch daar te berooien.
Onmatigheid
't Is ook ons plan daarheen te gaan.
Wij hebben ook dien vent te vlooien.
Het is iets, wat ons drieën raakte,
Wanneer die mensch eens op ging snijen,
Dat hij zich uit de voeten maakte
En zich van ons zoo kon bevrijen.
| |
[pagina 365]
| |
Zonde
We gaan hem na, let op' 't wordt fijn.
Elk onder andren naam en kleed,
Dat niemand merkt, wie wij wel zijn.
Onmatigheid
Mooi zoo; dat plan is best. Ik heet
Voortaan niet meer Onmatigheid:
Begeerlijkheid zal men mij noemen.
Een mom, dat iedereen misleidt.
Lichtzinnigheid
Ik zal als Schoonheid mij verbloemen.
Dit kleed maakt mij het meest bemind.
Zonde
Ik zal, ben jij Begeerlijkheid,
Je leider zijn, want jij bent blind.
Onmatigheid
Dus eerst bedrogen en misleid,
Die reeds den greep voelt van ons macht;
Dra is ons 't andere talent
Door Schoonheids en Begeerte's kracht.
Zonde
Ons macht wordt weinig ook erkend
Om een, die zijn talent verknoeit
Zoodra hem Wijntje en Trijntje boeit.
Langeweg, N.-Br. P. MAXIMILIANUS, Kapucijn. |
|