Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] De litanie der zonderlinge zielen Ziel van de blinde orgel-man, die langs verlaten straten gaat en klaagt een rammelende dreun van levens-weemoed, die geen mens verstaat; En ziel van de jongen, die half-idioot in blindemans ogen ziet en in jouw keel voelt kroppen de treurnis van blindemannetjes lied; (De mensen gaan jullie voorbij met een akten-tas onder den arm, hun hart slaat alleen in de kou en een blindemans-lied is zo warm) En ziel van de kromme petroleum-man, die je kar duwt, dag in en dag uit en voorzichtig de kannetjes vult en een opgeruimd straat-deuntje fluit als leefde jij voor je plezier - en je hebt amper een sent in je zak voor wat boter en brood en des Zondags een builtje goedkoope tabak; En ziel van de tuinman, die altijd de kindermeisjes plaagt en bij avend wat dalia's naar het Zoete-Moeder-beeld draagt; En ziel van de vrouw met de broodkorf, die glimlacht als ik naar je kijk, omdat ik zoveel op je jongen, die onlangs gestorven is, lijk; En ziel van den oerdomme klerk, die op je kantoor-kruk zit en die, als je boeken niet kloppen, Sint Teeuwes om uitkomst bidt; En ziel van de schooiersvrouw, die in 't kerk-portaal honger lijdt; En zielen van alle gewone mensen, die arm en verlaten zijt, Zielen der Zonderlingen van Jezus, der vromen, die niemand begrijpt, maar die aan je kruisboom tot vruchten van eeuwige vreugde rijpt, bidt voor ons, in de gemeenschap met alle Gods heiligen samen, om een warm hart en een heilige ziel en het Eeuwige Leven. - Amen. ANTON VAN DUINKERKEN Op Sint Jan met de gouden mond, 1924. Vorige Volgende