Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 274] [p. 274] De verlatenheid Als een straat-kei aan den toren-voet zoo liggen wij aan den hoogen voet Gods, met de zonde op ons: het excrement van een hond. O, Heer, geen mensch is goed! Het mager straatgras: beter dan een mensch. Beter: de adem van een zieke mond. Wij weken uit naar elke hoek der aarde, onder de wrangheid der maan: daàr zien wij de sterren-boom zwijgend groeien aan de lucht. Maar elke ster rijpt geel en guur en wij daaronder: krankzinnige klucht. Heer, dat wij verduisterd liggen in de lange schaduw van uw Voet en wij ternauwernood de gloed zien van uw ver Gelaat. KAREL VAN DEN OEVER Vorige Volgende