Het hoofdmoment in de Roomsch-Katholieke kerk is het hoofdaltaar, terwijl de zij-altaren, het zangkoor met orgel, de preekstoel, de biechtstoelen, de Kruisweg enz. daaraan ondergeschikt zijn.
Hieruit volgt, dat het hoofd-altaar het interieur der kerk voornamelijk moet beheerschen en door doelmatige plaatsing en belichting, de aandacht der kerkbezoekers tot zich moet trekken. De geheele inrichting en bouw der kerk moet er op berekend zijn dat dit altaar van af elk punt van het Godshuis goed zichtbaar is, zonder dat kolommen als anderszins daarbij een belemmering vormen.
Wat het overige deel der kerk betreft, volgt uit het voorafgaande, dat dit niet in die mate belicht behoeft te zijn als het altaar, doch evenmin is een gemoedelijk half-duister daarvoor gewenscht. Een eenigermate getemperd licht is echter wel op zijn plaats en ik geef er den voorkeur aan dit te bereiken door de lichtopeningen van getint glas te voorzien of, zoo de middelen het toelaten, glasschilderingen daarin aan te brengen, die uiteraard geschikt zijn als voornaamste versiering der kerk in toepassing gebracht te worden.
Kerkbouw en kerkversiering zijn niet van elkaar te scheiden. Geef ik omtrent de versiering mijn inzichten weer, dan zou ik deze aldus willen samenvatten:
soberheid, evenwel met bescheiden onderstreeping van groote lijnen en zooveel mogelijk trachtend de materialen, waaruit het gebouw is opgetrokken, tot hun recht te doen komen.
Deze soberheid mag niet verloren gaan door het laten aanbrengen van versieringen, welke milde gevers zich gedrongen gevoelen de kerk aan te bieden, zonder overleg met den bouwmeester of den op dit gebied deskundige. Daar zonder gaat de eenheid van gedachte, die de architect heeft bedoeld, verloren.
In dit verband wijs ik nog op de vele ateliers voor kerkelijke kunst - de enkele goede uitgezonderd - die de kerken met talrijke slecht verzorgde versieringen ‘verrijken’. Ook hier behoort de kerkelijke sierkunstenaar nauw samen te werken met den bekwamen aesthetisch voelenden architect. Maar gemeenlijk zit het streven voor een afzetgebied te vinden voor hun massa-artikelen, die niet alleen een plaats vinden in de kerken, maar ook in woningen. Die producten zijn afschrikwekkend van leelijkheid en geven andersdenkenden stof tot ergernis en bespotting. Met evenveel moeite, zorg en kosten zou men door het raadplegen van een aestheticus een even goed resultaat kunnen bereiken, dat den toeschouwer juist onder den indruk brengt voor iets schoons en niet alledaags te staan.
Er is in deze voor de geestelijkheid een taak weggelegd het publiek de oogen te openen en hun te leeren het waarlijk mooie van het leelijke