Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] ‘Zonnetij’ De wereldstad! Klein hoekje in 't groot hotel aan de Boulevard. 'n Tafel met twee stoelen. Jij had 'n leunstoel omdat je moe was - klein meisje van droom en verlangen; en de werkelijkheid is zoo hard en zoo moeilijk. We zaten bijeen, en we praatten weinig. 'k Zat naar je bleeke gezichtje te kijken; en mijn hoofd zat vòl wilde muziek van de straat: de cadans der geluiden - het komen en gaan der groote lawaai'rige dingen; en 't verre doffe donkre waarin alles zich oplost'. - Om je gezicht was 'n stil aureool. Ik zocht 'n lief woord, wat je nog nooit gehoord zou hebben, maar wat je tòch zou herkennen, terstond en inééns, als iets heel vertrouwds; zooals men 'n man kan herkennen in late tijd in 'n groote stad als deze - als men zéér ongelukkig is en bij niets dan vreemden: 'n man die als kind met òns bij onze moeder was. Ik zocht iets van je-zelf om het je-zelf te geven - iets liefs, iets moois, iets groots, waarvan je zelf verrast zou staan; om je te laten zien dat ik je kende dóór en dóór - béter dan jij je-zelf. - Dat moest je gelukkig en dankbaar maken den ganschen avond - mij trotsch - maar ik vond het niet. - 'n Wijde weemoed kwam over alles. Er schoot even opstandigheid in me op - maar mijn gedachten werden loom als 'n kudde moe vee die zich legert in scheemring vacht naast vacht, met het avondrood langs de gloeiende kim er àchter. - En jij leek 'n heilige: zóó klaar was je gezicht - en je ziel was diep en puur en stil - dat wist ik héél zeker. - [pagina 170] [p. 170] Toen kwam 'n man met 'n mooie vrouw - Soepele deining om ranke enkels van heel dun gewaad. Je zag telkens éven de ronding der knieën. - 'n Wolk warmte en geur - Maar jij was mijn kleine heilige. 't Andere waren objecten-om-jou.... JOS. VERJANS Vorige Volgende