Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Beati pauperes spiritu De simpele bidder in Uw kerk, de harde knieën op de harde bank. Stil z'n oogen: onder de lage, ruige haren, tusschen de rimpels van zijn gelaat: Stille oogen zien het verst in Uwen hemel. Een dwaas voor de menschen. Maar deze dwaas is Uw Heilige. Om hem is Uw zoete genade die hij, onachtzaam, niet vermorst heeft, maar onderging in overgave. Hij weet U nabij in zijn leven: in zijn daaglijkschen tredgang (altijd hetzelfde eentonige werk), als hij slaapt in z'n eenzaam bed, of de stilte voelt van een Zondagmorgen. In de schemering achter zijn ruiten, ziet hij U voorbijgaan en in de drukte van de markt staat Gij onder de koopers. De gang naar de kerk is zijn uitgaansfeest: stille genieter van godsweelde, waar de menschen hun schouders voor schokken, meewarige glimlach in hun mondhoek. Als Uw naam wordt gesproken, Jesus, geen die Uw naam, Jesus, zóó zoet proeft in vroom hoofdbuigen als deze simpelaard. Heer, geef mij het geloof het levend, het brandend geloof van dezen eenvoudige, dezen arme-van-geest. Dat ik in mijn hoogmoed nog eens zóó bidden mocht, zonder missaal met roode en zwarte rubrieken, zonder liturgisch besef, [pagina 147] [p. 147] zonder me te ergeren aan kollektanten of kosters, zooals Uw heiligen bidden, zooals deze man bidt, alléén om U alléén om Uw Schoonheid alléén om Uw Liefde alléén omdat Gij zijt Mijn God. JAN WAELRE Vorige Volgende