het, alle oogen aanvaardden het: tooverschoone schijn. Diep in zee: honderd torens bonsden, bonsden: God, o God, o God; wilde vlagen gilden over den zwarten boog der wateren; Satan schaterde uit het Westen.
LVI. Maar al opeens, alsof de hemelen kraakten, viel een ontzaggelike stilte over het heelal, en in moordenden angst spalkten zich de oogen in de schilferende witte stilte, toen van boven den boog der sterren, tot op den bodem der zee, lichtend van hèl licht, stond, met zijn armen van Noord naar Zuid, een onmetelijk kruis. En door den zilveren mist brak, en brandde als door een fijn waas, éérst het bloedig gelaat, dàn twee roode handen en twee roode voeten en eindelijk het geheele uitgerekte, bloedende lichaam, van den meest-gefolterden Mensch.
Het hoofd, voorover, hing boven de aarde, de voeten raakten de zee; duizenden, als versteven, stonden en zaten en lagen: bloed in hun oogen, bloed op hun handen; en er was geen woord, geen klank; de zee ruischte haar miserere; het Hoofd bloedde, de handen bloedden, de voeten en de zijde; héél ver, ergens op aarde of ònder de aarde, kermde en weende een enkele viool als een gefolterde ziel en het kindje, op de schouders van den vader, kirde als een vogeltje en strekte haar bleeke, bloote armpjes naar het armelijk Aanschijn..........
LVII. O God, om de lieve verteedering van het kindje: miserere! Wij hebben Uw glorie aanschouwd in Uw vernedering; met Uwe vrees hebt Gij ons geslagen toen uw liefde ons niet vermocht te binden. Gij hebt ons geroepen, en wij hebben het niet gehoord. In de wereld verloren, hebben wij de engelen in ons vergeten en ons lichaam gevoederd tot onzer zielen vereenzaming en verarming. Om de zoete genegenheid van het kindje: medelijden o God, over onze ontuchtigheid en hoovaardij.
O Verlosser onzer zielen, uit den wrong van het onmenschelijke vleesch; o Heiland onzer oogen, uit den ban van schijn; losmaker onzer ledematen: versterk ons Geloof in de onverzettelijke woorden van Uw mond en in de witte daden Uwer handen, en geef onze harten de vreugdige rust en bevestiging in de eene eenige werkelijkheid, die is achter deze, welke wij met voeten begaan en met handen tasten.
O, Grootmoedige geef ons het groote, sterke geloof, dat om