Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] De straat Avend: De majestaties-strakke vaart van verlichte elektriese tram: triomfbaan door straatverdwazing; het gebel feestelik konfetti van witte bloesems over de hoofden. En de luide angst der stroef-krassende wielen door de warreling van mensen. De wilde hartstochtelikheid van autoos: flitsend lichtgezwaai tegen gevels en mensen: verre beving vooruit van lichtbundels, luide klakson-kreten snijdend door straat-daver: onder de mensen onverwachte verschrikking telkens opnieuw. En het gedurig gedrentel en gedrentel van kleine levens als beekjes armoedig en armzalig: gedurige herhaling van almaar dezelfde temaas: lopen en stilstaan, lopen en stilstaan en parapluutje of parasolletje: in het smal lichtgootje onder het eeuwige duister: tijdelikheidje van klein geluid in stilten der eeuwigheid. Overal Christus. En de wereld angstwekkend van belachelikheid en troosteloos ellendig van burgerlike zekerheid - getailleerde jassen en lakschoenen en zijen sokken en de waanzinnige eenzaamheid van Rembrandt - dat alle grootheid als vergeefs is. En de maansikkel in een pover lichtsirkeltje als een schommelende mallemolenschuit, een leeggegeten banaanschil, of een afgebeten nagel. April '23. HENRI BRUNING Vorige Volgende