Roeping. Jaargang 2
(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Toneel: Henri Gheon's ‘opgeknoopte die werd afgeknoopt’.Aan m'n nicht Dina. Met meer dan gewone voldoening mag ik wijzen op de vertoning van 'n goed katoliek modern toneelspel, dat de toeschouwers diep vermag te ontroeren: de opvoering door ‘Het Schouwtoneel’ van Henri Ghéon's ‘Farce du pendu dépendu’ (Stadsschouwburg van Amsterdam, 14 September 1923). 't Is niet zozeer mijn bedoeling 'n kritiese bespreking te geven van stuk en spel, als wel te wijzen op de geest, waaruit dit spel ontstond, 'n geest die in Frankrijk, et rijke literatuurland, zich heerlik in daden en samenwerking omzet, en die op enigszins analoge wijze hier in Nederland de jongeren onder de katolieken bezielt. Dit spel van Ghéon is - evenals z'n overige scheppingen - van de meest diepe katolieke wezenlikheid, omdat alles erin zo prachtig op z'n plaats staat. Tragedie en komedie, sprookje en alledaagse werkelikheid, hemel en aarde, kinderlikheid en wijsheid vallen samen in eenheidvan-leven, zonder dat iets gewrongen, iets ook maar stroef aandoet. Je ademt er ruim en wijd, 't ontspant de geest en verrijkt et gemoed, er ligt de glans over van 'n jonge morgen, en de wijsheid van 'n diep geloof in Onze Lieve Heer en z'n heiligen. Het spel komt hierop neer: 'n Duitser trekt met z'n simpele zoon ter beevaart naar et graf van Sint Jakob van Compostella; in 'n herberg overnachten ze. De hebzuchtige waard en waardin verstoppen in hun reiszak een zilveren beker om hun zó van diefstal te kunnen beschuldigen. De rechter veroordeelt de bedevaartgangers al hun bezittingen aan de waard af te staan, en geeft bevel één van beiden te doen hangen. Na 'n korte edelmoedige tweestrijd verklaart de jongen zich bereid dit lot te ondergaan. - De vader zet berooid z'n tocht voort, maar wordt door Sint Jakob teruggestuurd ‘naar de boom’. Na zes-en-dertig dagen blijkt de zoon nog steeds levend aan de boom te hangen, dank zij de wonderdadige tussenkomst van de heilige. De rechter draait nu de rollen om, veroordeelt de waard tot afstand van z'n bezittingen aan de pelgrim, en tot de galg. Als de veldwachter tot uitvoering van et vonnis wil overgaan, koopt de zoon et leven van de boze waard af voor de herberg, die hij de veldwachter ten geschenke geeft. 't Motief vond Ghéon in de Legende Aurea,'n Middeleeuwse legendenverzameling. Maar met enkele gegevens en 'n prachtige psychologie | |
[pagina 70]
| |
heeft ie et gegeven uitgediept en toneelmatig bewerkt tot 'n brok leven, zo uit de levende realiteit van et katolicisme gesneden. De handeling verplaatste hij naar Spanje; de tijd werd gesteld tussen 't jaar 1000 en 2000, zodat de regie alle wijdluftigheid tot aankleding en fantazie mogelik is gemaakt. De bedoeling van Ghéon is duidelik; ten overvloed zette hij 'm uiteen in 'n prachtig betoog voor z'n bundel: Jeux et Miracles pour le peuple fidèle (blz. 9-23): ‘Notre temps prie encore les saints. Il ne les fréquente plus guère. Il ne les connaît plus du tout.... Entre le ciel et la terre, rétablissons le va-et-vient!’ Want de heiligen zijn door Onze Lieve Heer onder de mensen gezet, opdat wij aan hun menselik voorbeeld zouden leren hoe et best de Godmens na te volgen. Het protestantisme, et rationalisme heeft de goede M.E. geest die et vertrouwelik verkeer van de mens met God en Z'n heiligen kende, vernietigd. Rétablissons! We zweren bij de ‘realiteit’, en vergeten de diepste realiteit, de onstoffelike der ziel, die niet en nooit vergaan zal, als de stoffelike is ondergegaan; en de goedwillende zal in z'n leven evengoed en beter misschien nog als in de M.E. ‘wonderen’ ervaren. De spontaan-katolieke geest weer op et ontkristelikte toneel brengen, is Ghéon's prachtig streven, die geest geuit in gewone alledaagse taal (schrijft iedereen verzen?), die dan ook heel wat menseliker aandoet dan et would-be artistieke brabbeltaaltje, parodie van verzen, parodie van proza, waarmee heel brave, maar a-, on-, en anti-kunstenaars et goedgelovige publiek en de beter-gelovige kranten-mensen niet alleen tràchten te verschalken. En omdat dit spel zo echt vol is van et menselik leven, met z'n tot tumult-stijgende vreugde-uitingen, met z'n smarten die aan et hart bijten als honden, met z'n neergesmeten liggen op aarde en weer opgenomen worden in de vaart der goddelike dingen, omdat et zo sterk dramaties in mekaar gezet is, zij et - met de andere spelen van Ghéon - de nederlandse heren, vooral eerwaarde heren toneelschrijvers als instruktief voorbeeld aanbevolen. 't Zit sterk dramaties in elkaar, meende ik te mogen zeggen; 't kent 'n stijging tot et eind toe met 'n steeds feller konsentratie om de aanvankelike bijfiguur, de onnozele half-idiote boereknaap, echt et tiepe om 'n wonder mee te laten gebeuren! de kleinen wordt immers geopenbaard, wat de groten en wijzen verborgen blijft. - Deze heerliknaieve jongen die met de grootste overtuigdheid en 't tegelijk onnozelste gezicht van de wereld tegen de rechter beweert, dat die hem geen kwaad kan doen, die gehangen-worden als 'n wisse-wasje beschouwt (wie gaat er nou niet graag naar de hemel, en hoe 'n touw-om-je-nek aanvoelt, weet je toch niet?) - is nà et wonder geworden tot de | |
[pagina 71]
| |
echte Godsbegenadigde dwaas, zoals er gelukkig wel meer rondlopen, de ‘idiots de naissance’, die van die ongelooflike dingen zeggen en van die allemachtige beloften kunnen doen, omdat ze wat méér van de ‘realiteit’ kennen als de stumpers die nergens anders tijd voor hebben als voor handelsberichten, eten, drinken, toilet-maken. Als ie daar aan de boom bengelt, vraagt z'n vader 'm: Maar jongen, is dat nou geen wonder, dat jij daar nu al 36 dagen levend-en-wel hangt? verklaart ie stellig: dat àlles op de wereld 'n wonder is: hoor maar et fluiten van de vogels, let maar op et ontkiemen van et zaadje, en zie hoe et stuifmeel waait. Alles en alles zingt van Onze Lieve Heer als 'n eeuwig mirakuleus gebed. - Voortreffelik werd hij gespeeld door Jan Musch, die onovertroffen tovenaar met z'n stem en z'n mimiek, de volmaaktbeheerste herschepper van et leven op et toneel. Hij was van 'n sublieme hoge eenvoud in die boeiende monoloog in et derde bedrijf, 't beste bewijs leverend hoe dramaties 'n alleen-spraak kan zijn als et werkelike leven er et stempel zijner bewogenheid op drukt. Paul Karsten gaf 'n prachtkaraktistiek van vader, al beviel z'n stemgeluid als te ijl en te fijn mij af-en-toe niet. Maar met diep begrip vertolkte hij Ghéon's bedoeling, die ons in vader en zoon de werkelike katolieken gaf die et tegendeel van krachtpatsers zijn als et er op aankomt zich te meten met de kinderen des lichts - hier kostelik geparodiëerd in de rechterlike macht! -, maar die 'n innerlike rezolute overtuiging van Onze Lieve Heer en Z'n heiligen bezitten, waar alle advokaten en veldwachters, als 't ernst wordt, in stevige draf voor op de loop slaan. Wilhelmina v.d. Horst-v.d. Lugt Melsert gaf 'n uitmuntende herbergiersvrouw, en ook 'n meer algemeen-vrouwelike trek: de razende cycloon van konkluzies uit halve of helemaal geen gegevens; min of meer de feeks die 'r man desnoods met de soeplepel dwingt háár gelijk te geven. Ook de overige personen streefden er naar 't geheel te maken tot modelvertoning. Want waar et de zware taak van de toneelkunstenaar is om, binnen de perken die de dichter in z'n werk aangaf, 'n eigen vrije schepping van 'n mens te geven, zoals die in samenhang met de anderen 'n zuivere verhouding van menselikheid tot stand brengt, mag gekonstateerd worden dat de spelers over 't algemeen voor hun taak berekend bleken: in sterk-persoonlik spel met soepelheid Ghéon's bedoeling te vertolken. - Jan Musch als regisseur maakte van et spel 'n marionetten-vertoning. Er zou te disputeren vallen over de vraag of Ghéon-zelf et hier mee eens zou zijn; maar wel bereikte hij dit effekt: dat de vervloeiing van stilering (marionetten) en realisme (et gewone dagelikse leven) voortreffelik naar et eind toe in steeds sterker | |
[pagina 72]
| |
mate realiteit suggereerde. En zo kon voor 'n grotendeels ongelovig publiek de realiteit van et bovennatuurlike langs lijnen van geleidelikheid in et bewustzijn worden gevoerd. 't Dekor van de herberg was van 'n aangenaam aandoende kleurigheid; dat van de bosomgeving achter de herberg ietwat slordig; de aankleding der spelers uitmuntend geslaagd in z'n felle kleurigheid en spontane groteskheid, met uitzondering van et kostuum der herbergierster; et moet gezegd, dat, afgezien van de onwaarschijnlikheid dat 'n werkelik-katolieke vrouw zich ooit zo kleedt, dit radikaal-zedeloze gedoe in dit stuk tegen de hele geest en opvatting ten ernstigste strijdt - en 'n moment van diepe afdaling tot et niveau der huidige wanbeschaving wat betreft vrouwenkleding betekende.
◽ ◽ ◽
In z'n bovengenoemde inleiding op de Jeux geeft Ghéon 'n uiteenzetting van z'n bedoeling, n.l. te schrijven voor een ‘théâtre de patronage’. Zo iets is natuurlik voor der bezadigden Nederlanders deftigheid, die òfwel met Vondel in des empyreum's kristallijnen lichthemel verwijlen òfwel smullen - máár deftig smullen - van de trivialiteiten der toneelschrijvers die ‘vor keusche Ohren nennen, was keusche Herzen nicht entbehren können’, zo iets is voor hùm om van òm te vallen als 'n pias uit hunner treurspelen statigheid. Maar, zegt Ghéon, il y a des auteurs médiocres; il n'y a pas de genres inférieurs. Hoe Ghéon zich dat toneel funksionerend denkt, leze de belangstellende aldaar uiteengezet na. Op één punt zij nog de aandacht gevestigd; dat hij et n.l. funderen wil op de Katolieke idee, omdat die zijns inziens - en terecht! - de enige basis van verstandhouding tussen grote mensenmassaas zijn kan. En et kontakt tussen spelers en toeschouwers zoekt hij dan ook in dit gemeenschappelik gevoelen en geloven. Dit klinkt heel wat nuchterder, en waarschijnliker ook als de bewering - maar wat ook méér dan bewering? - van Godfried Heynderickx: ‘Wat nu den inhoud van het nieuwe drama betreft: de illuminatie van de krachtvolle en eeuwige processen der menschelijke ziel - ons door de psychologie van Freud en Jung ontvouwd - zal aan de dramatische kunst worden aangepast. De kunst van realisme tot “reality” - in de kunst is dat de studie van het onbewuste - is op het laatste suggestief geworden. Op het tooneel zal de sterkste vorm worden bereikt door de uitbeelding van het onbewuste in de personages’. Un peu de nuchterheid, mijne heren. We gaan dus Freud en Jung studeren om wegwijs te worden in de blauwe landen ‘van het onbewuste’, hoewel Freud heeft verzekerd, dat over bijv. de droom | |
[pagina 73]
| |
‘niets gezegd kon worden wat niet door dichters gezegd was’Ga naar voetnoot1)? Laat ons eerst et katolicisme kennen in z'n diepte en z'n breedte - en dat als levende realiteit op et toneel brengen. Daarnà, spreken we elkaar nader. Tot zolang is et ook 'n méér verdienstelike daad van Moens deze klucht van Ghéon vertaald te hebben als Dietzenschmidt's Jacobstocht. Tot zolang zien we ook met grote belangstelling uit naar de opvoering door Eduard Verkade van Ghéon's: ‘Le Pauvre sous l'escalier’ (in de vertaling van Willem Nieuwenhuis), en niet minder naar et eigen toneelstuk van de man die voor ons z'n ‘Brokkenhuis’ bouwde, dat, als ik mij wel herinner, eveneens'n modern mirakelspel zal zijn.
GERARD KNUVELDER Arnhem, H. Rozenkransfeest, 7 Oct. '23. |
|