Roeping. Jaargang 2(1923-1924)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De vlijme vlam der steden.... De vlijme vlam der steden splijt 't fluweelen duister van Uw verkoren nachten, Heer. Trems denderen snerpend schel. Uit zatte kelen vervloeking krijscht. Gebouwen helmen weêr. Verraad grijnst hel en geel in valsche holen. Afgronden loeren fel, en vol venijn. Het park lokt zwart. Ontuchtige paren dolen de warrelpaden. Vijver gluipt, onrein. Mijn God!, men smaadt Uw wonderdadige Waarde: hier zwerft Uw Stem verloren in den wind! Doch.... ergens aan de warme borst der aarde, droomt, als aan 't zoete moederhart een kind, midden der stille boomen blonde omarming, een eenzaam dorp.... en bidt U om ontfarming.... JAN H. EECKHOUT Vorige Volgende