Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 403] [p. 403] Lied voor de jonge vader. Aan C.d.W. Ik wou een lied van jeugd voor je zingen, van ons beider jeugd, flappend en hol! Scherp lied van stormige nachtrit: zigzag van lantaarnen doorreet onze rug, in de benedenstad de hongersnood van ons twintigjarig hart; barcarolle van gewijde avondstond met regen op de rivier en een verre orgelvrouw. (Vertedering als uit een Weens volksliedje!) Je nachten waren woelig en ziek met je ziel donker daarin lijk water onder brug en wat vuile lantaarnschijn. Maar in de vroege morgen ligt je lijk een gebroken instrument op blauwe kerkvloer en Jezus wandelt wit over je lijf! Een dag voert het leven ons allen naar een smalle ligplaats in de haven, en wij hebben ieder onze dukdalf waaraan het schip ligt gemeerd: wat klein mensegeluk en de grote vreugd om geringe dingen. Om geringe dingen waarin wij schouwen zó diep tot zij worden een eindeloze draaikolk van licht waarin wij zijn verloren, en die ons aanzuigt dieper immer dieper tot waar wij het leven weten ruisen veelvoudig en simpel als het lied van een kinkhoorn! Zo is dit vaderschap voor jou nu een nieuwe, grote veropenbaring. Je weet de bouw der vrouw als een stille veste van innigheid om de heilige schat, en elke wellust geworden tot een wit en zacht wonder van offerande. [pagina 404] [p. 404] De vlam des levens die ons heeft verschroeid weet jij nu rustig en klaar lijk een lichtbron achter water branden. Nu jij de stille geworden zijt onder ons, en als de verzadigde die in stilte ingaat tot het leven, waar wij ommedwalen in groot gedruis, o jij, die elke dag (zoals de priester met de Heilig' Hostie doet) het blanke lijveken van je wicht hoog-tilt naar het licht: dat God daarin het prille ruisen van het bloed zou maken tot een klare kantiek van kracht, en elke daad die onder de mensen valt zuiver als de Sint Laurenstraan in de Augustusnacht - wil ons gedenken die van héél ver op het schoon mirakel staren, lijk de soldaten van de Koningen te Bethlehem - verborgen achter de doornhaag en de hoge ruggen der kamelen! WIES MOENS Vorige Volgende