Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 393] [p. 393] Grootmoeders dood. Ik bid voor 't gestorven moedertje.... als een dorre perelaar zag ze uit naar de dagen van Uw warme zon - haar voorhoofd was een harde korst, Gij schreeft er op als op perkament de wet van den dood. Ze strompelde nog naar den reuk van het hooi, en naar de koren-schoven in de schuur; ze sprokkelde hout als de weduwe van Sarepta, en in haar kruik plengde ze tranen om de kleine genaden, die ze in haar leven verloor.... Ze sleepte langzaam met haar stok naar den grooten stoel.... de middag werd een lange litanie; in 't eenzame huis tikte de klok, God sprak de gebeden der stervenden.... Ze zag met haar gele oogen de blijdschap der kinderen en 't grauwe leed van een lang menschen-leven. De klok staat nu stil.... op den vloer liggen figuren van zand - aan strakke lijnen hangt het geluk der menschen - in 't midden staat de kist met 't eenvoudige lijk..... De huisgenooten weenen, in hun grove vingers hangt de paternoster, op hun lippen kraakt een gebed, de Hemelsche Vader luistert als naar 't Kyrie der Mis - Buiten zingen de vogels orgel-muziek in Gods Kerk, de vroomheid der menschen is als de wierook met Kerstmis.... De stem des doods was voor moeder Jezus' boodschap aan de Weduwe van Naïm.... JOZEF VAN AALST Vorige Volgende