Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 392] [p. 392] Broeder, met je blije gezicht! Voor frater Joannes. Als ik langs de kaden kom, zie ik je sterke verschijning, en je blije gezicht. Op jou is mijn aandachtig oog gericht: je hebt een apostelkop. En apostolisch is de lach, die van tusschen je vaten en kisten komt naar mij. Sjouwer ben je, voor den Heer. En altijd blij. Als wij 's middags schuiven langs den muur (daar is een streepje schaduw) sta jij te lachen op het heete dek van de geduldige schuit. Je lacht. De olievaten rol je, in de regen, je kleeren plakken aan je lijf. En je lacht. Je bent ons een sterkte in het middag-uur. Een steun voor den arbeid in den avond. De kinderen noemen je baas, jij stoeit geduldig met hen op de kade. Na de dagtaak vouwen zich je moede handen en je lachende oogen vinden God. De menschen lachen om jou, de onnoozele! Maar heilig is je onnoozelheid En zalig je lach. Je hebt een apostelkop, broeder met je blije gezicht. Sjouwer voor den Heer! Augustus '23. ALBERT KUYLE. Vorige Volgende