Roeping. Jaargang 1
(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 368]
| |
I.Ik koom
mijmerende menestreel
langs smalle veld-weg
naar
Uw gothieke slot
o Goddlijke Heer!
Ziet Gij
van Uw arduinen torens
de pijn van mijn hart op
mijn jong gelaat?
Hebt Gij geluisterd
naar de muziek van mijn leed:
één-tonige melodie van miserere-psalm?....
| |
II.Zeg!
Gij zijt nóg de
Samaritaan, bij verlaten bosch-rand -
Nóg spreekt Gij met de zondares aan den
wel-put van Jakob en
óók nog: de deur der schapen zijt Gij -
En nóg roept Gij elken dag een
andre Lazarus te voren uit zijn graf -
Zie dan ook naar mij:
want de vurige zomer-roos
bleoyt immer heel schoon in de
stilte van mijn ziel....
| |
[pagina 369]
| |
III.Geef mij
lijk van arm fabriek-meisje
een hart voor U!
Ze keert iedren morgen
van ver gehucht
langs donkere straat:
te knielen aan
Uw wit-opengespreide
Communie-tafel
Wanneer ze staat in
stormenden wervel-wind der machienen
en schreeuwend rumoer van
duizend spottende monden:
haar hart zwijgt plotsling en
herdenkt
den Goddlijken smaak van
de Hostie....
Herdersem (Vlaanderen). HUBERT BUYLE |
|