Roeping. Jaargang 1

[p. 326]

De kudde
Woorden van C.S. Adama van Scheltema
Muziek van Oscar van Hemel

De dag ver-gaat, de pein-zend' a-vond-stond
Hangt zwij - gend naar de wij - de hei ge-bo-gen,

[p. 327]

grij - ze kud - de komt te - kooi ge -
to - gen. Een
zacht ge - trap - - pel op den dof - fen grond.

[p. 328]

En met den droo - mend a - vond in zijn oo - gen
maar zon - der woor - den in zijn stil-len mond

[p. 329]

Volgt hen de her - der met den moe - den hond,
zij die hen leid - d'en die door hen be - wo - gen

[p. 330]

Gij die gaat als zij, il -
lu - - - - - - - sies van dit le - ven.

[p. 331]

Van hoop, ge - loof en lief - d'en roem en macht

[p. 332]

stal - ten die mij zacht - kens gaan be -
ge - ven. Gij gaat, als zij,

[p. 333]

want spoe-dig komt de nacht Die al wat ik gedacht heb en be-
dre - - - - - - ven
Héén - vaagt als éé - ne hul - pe - loo - ze klacht!