Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 311] [p. 311] [Jos. Verjans] Meta Als hoog-geklommen, zilver-pure maan, Die ijle witte luister om de sterren weeft - En elke ster doet bleeken, die ze omweven heeft - En, rijpende, heeft ze allen in haar luister uitgedaan, Zóó bloeit de blanke glorie van je mooi bestaan - Zóó zonder passie, daadloos, roerloos-stil geheven Boven de donkre nachtstad van mijn woelend leven, Waarin tumulten smoorend op- en ondergaan. - Want jij, je blanke glorie, eindeloos verheven - Ver boven àl - bij God - àll' sterren uitgedaan - Jij bent de witte luister op mijn woelend leven, Jij, jij alléén; - op donkre nachtstad hoog-geklommen maan.... JOS. VERJANS [pagina 312] [p. 312] Vers voor m'n nieuwe vriend Aan G.M. 'n Wijde, diepe droomplas in de eenzaamheid der heide, Donker omrand van oude, zwaarmoedige dennen, En blank overkruifd van vlottende ranonkels En klassieke witte plompen - Eén bloesemende verrukking onder de zonlucht hóóg - Ben jij. - En ìk, ik ben de stille mijmeraar, In schaduw van de oude, zwaarmoedige dennen Verloren in peins. - En strak hangt mijn luisteren over het water, Dat hemeldiep en peilloos-donker tusschen 't witte kruiven openligt: Of vage geruchten niet droomend resonneeren in de diepten: Ver carillonspel uit de eeuwigheid.... JOS. VERJANS [pagina 313] [p. 313] Branding Voor Wies Moens O voer ons naar de reinheid van Uw sterrenhuis - De witte graalburcht op den hoogsten top des levens! Zie: we zijn de dwalende dwazen onder de donkere menschen der drukke straten, die haastig leven van doel tot doel; - Ons leven lijkt 'n roeien naar 't avondrood op 'n eindelooze zee - 'n Bergbeklimmen, om de sterren te kunnen plukken van Uw hemel - Maar wèrkelijk dwalen we alleen om U!.... O Gij! wiens verre Liefde we voelen als 'n goede warmte door dit kil bestaan, - Ge hebt ons gevonden als spelende kinderen op de hooge trappen van Uw Huis, En stil om ons gelachen, als we U niet zagen. Maar Ge weet toch óók onze honger naar Uw zoete mond, En naar een glimlach van Uw verre oogen: De dwaasheid, waarmee we U zochten onder armen en ellendigen, Waar we U dachten alleréérst te zullen vinden - En hoe Ge er zelden waart.... En hoe we U zochten in elk lief gezicht of blanke kleedje; En er U in liefhadden, vóór we wisten of Ge er waart - En hoe dan àlles, àlles telkens terugviel tot 'n stuk materie.... o!.... JOS. VERJANS [pagina 314] [p. 314] De wind De wind loopt over het hooge koren - De felle wind - En tikt aan alle de hangende kopjes, En doet elk kopje druk bewegen, En alle de kopjes statig deinen - En alle te samen zijn harmonie.... Wijd over de wereld wonen de menschen, En leven er - elk voor zich alléén - Met wat stil-wit geluk en wat droomen en wenschen, En donkere smarten; En elk is verschillend - Maar alle te samen zijn harmonie.... JOS. VERJANS Vorige Volgende