Over bouwkunst
Onze Kerken. 5.
Evenals de bouwmeester, zo werkte ook de beeldhouwer en schilder in de gezonde tijd der middeleeuwen: ze waren in functie van de gemeenschap, die helder, krachtig en gevoelig de heilige ontroeringen in zich zelve waarnam, en zich beroemde op haar kunstenaar, die er de plastiese vormen voor vond. Er geschiedde 'n wederzijdse bevruchting: de kunstenaar inspireerde de gemeenschap, de gemeenschap op hare beurt de kunstenaar: wat o.a. tot gevolg had, dat er 'n wonderbare samenwerking ontstond tussen de bij uitstek zijnde sociale kunsten: de bouwkunst, de beeldhouw- en schilderkunst: vooral daar, waar ze in 'n gemeenschappelik gebouw, de kerk, tot de meest belangrijke gemeenschappelike verrichting dienstbaar konden zijn de liturgie, de publieke eredienst van God: de kunsten dienden 't allerhoogste beginsel, in onderlinge samenwerking, omdat de mensen dit allerhoogste dienden, in onderlinge kristelike broederliefde.
Hoe geheel anders is dit tegenwoordig: en om ons in 't begin te bepalen tot de beeldhouwkunst, hoeveel beelden in onze kerken zijn er krachtens 'n zelfde verheven beginsel ontstaan? Wat vroeger uit diepe, godsdienstige aandrang plasties te voorschijn kwam, om Gods volk behulpzaam te zijn bij 't gebed, en om eigen ziel zalig te maken, daar drijft men nu handel in; en 't is 'n goed zaakje zoo'n beeldenfabrikasie! Terwijl de weinige eerlik meenende niet zwendelende kunstenaars niet eens de gelegenheid krijgen om zich te uiten, omdat ze door ploertig fabriekswerk verdrongen worden. Deze mis-toestand valt niet goed te praten: en wanneer 't waar is, dat de devosie van 't volk zich niet gestoord voelt door deze fabriek-produkten, dan is alleszins 't streven toe te juichen van die herders en leiders van 't volk, die taktvol en geduldig de gelovigen gewend maken aan passender en gezonder voorstellingen, van 'tgeen ze godvruchtig vereren: dat is vorming van goede smaak niet enkel in kunst, maar vooral in godsdienstig gemoedsleven: terwijl tevens voorkomen wordt, dat 'n gedeelte der winst, verkregen uit de fabrieks-produksie, straks wordt aangewend om ons te bestrijden in 't heiligste, wat we bezitten.
Behalve de fabrieken, die gietwerk leveren zijn er tegenwoordig ook 'n massa zogenaamde artisten, die beelden maken in steen, hout en metaal: hun werkplaatsen zijn veelal ook fabrieken, omdat bij deze vervaardignig geen ander beginsel voorzit dan de exploitasie van de heilige-beelden-kooplust.
Gewoonlik komt men argeloos en naief, zonder 't te willen, openlik voor dit kunstloos werkprinciep uit, want, als men zich aandient onder 't motto ‘kerk-meubelen en beelden in alle stijlen’ is men als kunste-