Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] Zooals een man. Zooals een man over de zonnehei tuurt, - de rand van zijn zomerhoed schut zijn oogen met zwarte strepen - of langs den zandweg nog niet nadert naar wie zijn lange wachten uitging. Telkens meent hij verheugd iets te zien, telkens ook weer vervaagt de tint'ling in zijn oogen. Zoo staat God te turen of wij niet komen, of wij niet den mullen zandweg durven betreden, die leidt naar Hem. Het is moeizaam gaan, - God weet het wel -: het wereldzand dringt in de schoenen, kronkel na kronkel ligt in den weg als een touw zoo maar neergeworpen. Zou één moedige geen kronkel overslaan, de anderen vóór zijn, dichter bij God. Hij wacht en wordt niet ongeduldig en als de avond valt, gaat Hij niet meer naar huis, opdat wie 's nachts mocht komen niet tevergeefs zou rondzien naar Zijn Handen. Want Nikodemus kòmt niet voor het donker is. JAN WAELRE. Vorige Volgende