Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] [Henri Bruning] Toen de hechte zekerheid in huizen-ijdelheid. Toen de hechte zekerheid in huizen-ijdelheid en tussen mensen het veilige vertrouwd-zijn in het dageliks doel en doen stuk-viel als broos speelgoed van kinderen - dit wankele evenwicht van ons hart mòest ten onder aan de ruines der dagen - onze fiere verblijding en sterkte lag in elkaar als een neergezakt zeil en aan onze handen ontglee alle steun: Gij hebt geroepen: uw Stem bazuint in ontstelling en ondergang: en de zoelste koelte zijt Gij voor de ogen die het meest branden. Gij hebt ons geroepen: arbeiders te zijn in uw steden: temidden plein-verwarring: rustige verkeersagent - veel ongelukken voorkomt hij: zijn zekerheid is de overgave-aan-U, - in mondaine konsert-zaal (verleiding: het achteloos spel van meisjeshand): viool-solist die tot U zingt en schreit en rijst in ekstaze, slaande op het klankbord van zijn ziel: in de denk-spanning der straten luide omroeper van uw vreugden en toch immer: stilste belijder, straatwerker die voor de komenden 't plaveisel effen maakt met het asfalt van zijn leven-in-U. Gij hebt ons-allen geroepen: arbeiders te zijn in uw steden, onversaagde bouwers aan de sky-scraper van uw Tijd: die gebogen zat over zijn boeken (over zich-zelve en zich-zelf zocht), die droomde in de weemoedige romantiek van een stadsgrachtje bij avend, die openging aan de dag als een gezongen lied-tot-de-dag, die de weke bleekheid zijner handen streelde en de ogen zocht van een vrouw en niet anders kende dan het verfijnde gebaar met sigaret en wat broze woorden, wiens leven was uiteengevallen als een stadsstraat bij avend: zonder regelmaat, roezemoezig van kleine geruchten en doelloos - de regelmatige weerkeer van strakke tremvaart-overwinning is er geweerd en geweerd de plotselinge verschrikkingen van auto's, - en wij allen hebben telkens de rauwe opstandigheid van ons vlees: En Gij hebt ons-àllen geroepen - wij zijn nog zo vreemd aan U en nog zo ver van U: [pagina 136] [p. 136] Gij kent de angst om de zwaarte onzer verantwoordelikheid en de angst om onze zwakheid: kom dan, o kom en help ons veel: dat wij arbeiden aan ons-zelve: met overgave, en gestaag als schreven we aan onze verzen - iedere dag een strak ritme-geheel in de zware zang van ons leven. - Wees Gij alléén: de spier-kracht onzer handen, Gij alléén: de geregelde klop van ons hart, de durf, de nieuwe zekerheid, de nieuwe sterkte onzer ogen, de strakke stap onzer voeten wáár wij ook gaan, de nederigheid van ons hoofd, en zijn fierheid. HENRI BRUNING [pagina 137] [p. 137] Sleevaart Slee: schummel samenstel van ijzer en houten latten. En wij storten ermede af van de steilten - vliedend de luide toppen van ons trotse mens-zijn - en willen neêrglijen in de wachtende vlakte van uw wil. Dat onze slee niet stote tegen harde hindernis, niet omsla door eigen overmoedigheid, en dat wij dúrven. Wie zal richten dit schummele samenstel: het behouden voeren in uw effen dal van nederigheid en stilte. Die ons richten: de sterken: die bereikten. Hun ogen staan vast van durvende vastberadenheid en sterke zekerheid, lichtend staan zij van open eerlikheid en jonge zuiverheid: man, die kind bleef, en in zijn gelouterde ogen de rust draagt van uw dal: die wist te betrouwen op U. HENRI BRUNING Vorige Volgende