Roeping. Jaargang 1
(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
Over bouwkunstOnze Kerken 4.In 't vorige opstel werd aangetoond, dat de hedendaagse kerk vrijwel algemeen 'n minder kunstige waarde heeft als de profaan-bouw. In de middeleeuwen was dat juist andersom, wat alleen te verklaren is, doordat de samenleving toen geheel anders geaard was als tegenwoordig. De middeleeuwse maatschappij, bij elkaar gehouden door 'n zelfde geloofs-belijdenis, en daarvan de konsekwenties aanvaardend op elk gebied, moest zodoende niet enkel aan 't kerkgebouw de nieuwste vondsten van bouwkunstig vernuft toepassen, maar kwam daardoor tevens tot 'n monumentale kerk-stijl. Vergelijk daarmede de moderne samenleving, waar volstrekt niet meer één zelfde kristelike beginsel-leer 't uitgangspunt of de bezieling is der menselike uitwendige of inwendige verrichtingen, maar waar techniek, mechaniek en stoffelike produktie 't voorwerp zijn van de sterkste aandacht. De bouw terwille van 't onstoffelik godsdienstig beginsel, zal dus vanzelf veel minder rationeel, doelmatig, begeesterend en van z'n tijd zijn dan de bouw terwille van 't stoffelik beginsel, omdat dit laatste 't eerste jammerlik supprimeert in de belangstelling en daarom ook van zelf in minder markante vormen zich zal openbaren naar buiten. Ook laat zich de gewijzigde maatschappij gevoelen in 't feit, dat er behalve de kerk nog veel andere gebouwen nodig zijn om 't geloof te beleven, te leren of te verdedigen: deze eisen 'n merkwaardig deel van 't bouwkapitaal voor zich op, en beperken aldus om finantieele reden, de eigenlike kerkbouwmeester in de verwezenliking van z'n plan. Zo zien we, hoe in menig geval patronaat, school of verenigingslokaal worden opgericht ten koste van 't kerkgebouw: wat we hier opmerken, niet om de noodzakelikheid van die oprichting te betwisten - dat spreekt van zelf - maar om te betogen, dat ook om deze reden 'n monumentale kerkbouw, in onze tijd zeer moeilik te verwezenliken valt. Juist daarom is 't verkeerd, 't zwakker bouwvermogen van onze hedendaagse bouwmeesters te willen bewijzen uit 't feit, dat tegenwoordig toch maar nergens iets tot stand gebracht wordt wat b.v. 't monumentale van een Keulse dom zelfs in de verte kan evenaren. De nood aan kerkruimte is tegenwoordig zo groot en dringend, dat men zich de weelde van zo'n jarenlange bouw beslist niet mag veroorloven, terwijl uit welbegrepen zielzorg de grote gelden, nodig voor zulk monumentaal werk, tot onmiddellik en prakties doel moeten worden | |
[pagina 52]
| |
aangewend, m.a.w. de bouwmeester krijgt zelden of nooit een gelegenheid om iets middeleeuws groots tot stand te brengen. Nochtans willen we heel graag bekennen, dat zelfs zo de gelegenheid hem daartoe werd geboden, de tegenwoordige bouwmeester toch heel wat psychiese moeilikheden te overwinnen zal hebben om tot persoonlik bezit te verwerven: de grote, zuiver-katolieke wereld- en levensbeschouwing, van z'n middeleeuwse kollega, waarin ten slotte 't geheim van de middeleeuwse glorieuze bouwdaad moet worden gezocht. Deze had z'n gave tijd maar te beleven om 't wonder van z'n bouwdaad tot stand te brengen: maar de tegenwoordige bouwer moet zich juist keren voor 'n groot deel tegen de tijdstrevingen, hetgeen hem zelf misschien 'n totale levensverandering afvraagt. Dan pas, met behulp van Evangelie, katoliek konsekwent geloof en kerkelik leven, wordt 't hem mogelik psychies voorbereid te zijn op de waarachtige, grote kerkbouw. Tegen z'n tijd wat betreft de levens-opvattingen: en toch van z'n tijd wat betreft de techniek, de bouwstof en 't inzicht van z'n eigen geloofsgenoten, ziedaar de beslist moeilike houding van de moderne bouwmeester. 't Is zeer zeker geen volmaaktheid noch 'n bewijs van alles vergetende godsdienstige ontroering, wanneer de moderne mens meer en meer eisen gaat stellen aan 't kerkgebouw, wat aangaat akoestiek, verwarming, ventilatie, enz. 't Was zeker gelukkiger, wanneer onze mensen door meerdere liefde tot 't Ware gedreven, aan al deze dingen, die ten slotte maar bijkomstigheden zijn, geen behoefte hadden: maar nu in de meeste gevallen de gesteldheid der kerkgangers zo is, moet de bouwmeester daarmeê beslist rekening houden. Uit behoud des geloofs moeten we onze mensen met deze geriefelikheden weten te trekken, en ook daardoor hun 't verblijf in de kerk weten aangenaam te maken: maar dit betekent dan ook terdege: de kerkbouw veranderen. Waartoe we komen, als we niet op dat punt onze tijd beleven, kunnen we in de praktijk dikwels zien. 'n Typies voorbeeld levert ons de kruisweg. Dat is 'n devotie, die in 't roomse geloofsleven diep is doorgedrongen: waarmee de bouwmeester dus rekening moet houden. Toch worden de staties meermaals zeer ongelukkig aangebracht, omdat 't bouwplan er zich niet van te voren om bekommerde, en in hoofdzaak 'n kerk werd nagebootst uit tijden, toen de strevingen anders waren. De doelmatigste plaats is dan alleen de zijbeuken, maar daar is 'n lambris gemetseld, horizontaal ingedeeld in alle kleuren van baksteen, die 'n fabriek maar levert, en tot op 'n hoogte van onderkant ramen. Tegen zo'n baksteen architektuur wordt dan aan 'n haakje de statie gehangen, net als 'n reklameplaat tegen 'n | |
[pagina 53]
| |
stationsmuur. Ook links en rechts van de ramen der zijbeuk is nog 'n plaatsje: maar men voelt onmiddellik dat er bij 't kerkplan volstrekt niet aan is gedacht. Dan beleefde Dr. Cuypers 't godsdienstig inzicht van z'n geloofsgenoten toch heel wat nauwkeuriger, gelijk b.v. de kerk van O.L. Vrouw Onbevlekte Ontvangenis te Venlo hiervan getuigt. Andere voorbeelden: omdat men dat zo mooi vindt, ziet men nog vaak 'n hoge balustrade aangebracht tussen priesterkoor en eigenlike kerkruimte, 'n doelloos bouwsel en zielloos overblijfsel uit 'n tijd, toen dit koor geheel was afgescheiden. Tegen de toren worden wijzerplaten aangebracht zonder enig verband met de rest: wat ook weer niet anders kan, omdat de toren zo gebouwd is als geschiedde in de tijd, toen er geen wijzerplaten waren. Tot zulke ondoelmatigheden en nog heel veel andere komt men, als men naast z'n tijd staat. Maar gelukkig is er kentering, die als reaktie ten gevolge heeft, dat men in 't andere uiterste valt. Is men eenmaal vrij geworden van 't nabootsen, dan ziet men in de kerkbouw soms ineens geweldig ophemelen, wat in de profaanbouw reeds lang veel beter is gedaan. Van 't zaaien met baksteen en dode kalkzandsteen en met verschillende kleuren pannen in één dak is men daar reeds bekomen, maar de kerkbouw in sommige gevallen schijnt deze verouderde vormen van profaanbouw nog gaarne te willen aanwenden, gezien 't St. Jozefskerkje te Noordhoek, waarover de lyriek van Pastoor Willenborg 'n noodzakelik en gelukkig korrektief vindt in 't zakelik proza van Han van Beers.Ga naar voetnoot*) Geen vierkante meter muur en dak blijft meer gespaard in z'n rust: o grote middeleeuwen, o kleine tegenwoordige tijd! Toch wijst dit alles erop, dat er 'n eerste stap is gezet, wat zeer verblijdend is. Nu zal 't gebeuren, dat 't kerkgebouw er misschien weer profaan zal gaan uitzien: omdat de profaan-bouw ver vooruit is op de kerkbouw en deze laatste dus bij de eerste te leer moet. Eerst wanneer beide op dezelfde hoogte staan in bouwkundige waarde, kunnen we iets beters geven, mits we zelf ons in 't katoliek geloofsleven verdiepen, en te samen arbeiden aan de stichting van 'n katolieke saamhorigheid.
Nieuwstadt, 2e Paasdag 1923. JOZ. WIELDERS |
|