Roeping. Jaargang 1(1922-1923)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Tot Maria O kom weer onder ons wonen, onsterflik poeet van uw eigen roem, profeet van ons loflied over U: kom weer onder ons wonen. Leer ons over de schone mirakels van God in ons 't verheven kantiek, en dat de wereld bij de muziek van 'n God-begeesterde, van 'n dwaze mens, van 'n zuivre, heldhaftige mens huivert, omdat er nog vreugde bestaat: leer ons, dat er nog vreugde bestaat: effen de rimpel weg van ons gelaat, welriekende glimlach, fontein van blije klank: zing ons de mateloze dank voor, om 't geschenk van uw Zoon, om de Mis, om 't behoud der zuiverheid, om 't bederf-werend zout der Wijsheid op onze tong, omdat wij katoliek zijn, omdat we door 't kruis verlost zijn en door de biecht Gods krachtig kind zijn. Wij vragen 't onmogelike niet, en we verwachten niet, dat gij ons 't verdriet zou sparen, mater dolorosa - de smart is 't roemruchtig deel van de sterke mens - maar de lach in die pijn, o virgo gloriosa, de heldhaftige slag van martelaars-bloed in ons hart en polsen, en de moed om 't geweldig leven te torsen tot aan 't eind: te weten ook, dat de Paas-zon schijnt alleen na 't smartelik donker van Goede Vrijdag. Wij vragen om de luisterrijke vrede van uw Meidag, waar we de vete vergeten bij n' bloeiende struik en wat vogels, en 't gebruik van 't goede woord ons allen verblijdt. Wij vragen om 't klaar en wijd [pagina 55] [p. 55] uitzicht over de wereld, waar we leven, en om 'n liefde: Okeanos, vloeiend om alle land, dat bloeiend of dorrend ligt onder de zon van uw prachtige Zoon. Geef ons úw ars poetica, en tot loon 't geluk van 'n mens-kind op de toon van ons lied, en 'n deel van uw ootmoed, opdat wij niet verarmen. Beloken Pasen. M. MOLENAAR, M.S.C. Vorige Volgende