De maagd en et kind.
Voor m'n moeder.
....Stil lag et Kind te staren in de krib.
Reeds viel 't lichte schemer binnen et krot van 'n stal, en vaag lichtten de omtrekken der dingen in et bleke licht.
Als met die glanzing mee, trilde de kou - en nu en dan ritselde 'n rilling door et harde stro; want de adem van de os kon toch niet geheel verwarmen. En wanneer dan weer 'n snerpende windvlaag langs de stalwanden schuurde en vlagende flarden rumoer uit de stad overdroeg naar hier, keek de Koningsbruid met ernstig-angstige ogen naar et Kind dat staarde....
Vanuit de verte telkens weer aanwaaiend lawaai - en de oude man waakte even op uit zijn droomstemming; 't was hem zo vreemd, alles wat er gebeurde in deze nacht; 't leek alsof heel hun smartelike reis alleen maar om deze gebeurtenis geweest was - en zij nu wel weer konden terugkeren naar et eigen stadje....
Stram voortschrijdend door die dromenacht togen op naar 't koninklike Kind de zoekers van de in doeken gewondene.
....Nu waren er velen binnen de stal - en dadelik achter hen sloten aan de velen die geen plaats binnen konden vinden, geduldig wachtend met gevouwen hun harde handen, en in de oude trouwe ogen 'n blinkende glans. Dicht bij de krib stonden de kinderen: twee jongens en 'n meisje - hun moeders waren gestorven. Zij hadden et licht aan de hemel 't eerst gezien en de herders gewekt.
De herders, al waren zij oud, veel ouder dan de Moeder bij de krib, wisten niet wat te zeggen. Zij waren maar gewone eenvoudige mensen die hun dagelikse arbeid deden op de velden zonder verwachten van veel gebeurlikheden. En nu die Engel die hun wekt.... Daarvandaan was et heel stil; 't luidste klonk 't zoeven van de os; die stond almaar bij 't Kind.
Toen kwam plotseling 't meisje helemaal naar voren, met 'r handjes op de rug; bij de Krib ging 't op de tenen staan om et Kind te kunnen zien.
‘Dag, Kindje....’
Het Kind zei niets.
‘Vin-je 't niet koud zo, Kindje?’....
En nog zei 't Kind met z'n strakke ogen niets. Maar zo fel was z'n blik dat 't meisje dacht: ‘Toch weet ie wel wat ik bedoel!’
En haar sterre-ogen lachten en straalden op et Kind neer; en met haar