| |
| |
| |
Zangen uit het dal
I.
achter iederen boomstam uit,
Lach niet, moeder Natuur,
ik hoor dien tergenden schater wel!
Het wilde bóven uw wetten staan:
En in de diepten van zijn vreemd gemoed,
als een droom in een droom,
de verbijsterende begeerten
| |
| |
Ik zie in de rozige verten
de zilveren lijnen der wegen,
die leiden naar het geluk
Maar hoe vind ik den weg naar
En kan ik nog wel willen,
en willende, kan ik nog wel
treden in de welgeleide schare
Het trotsche kind dat dolen ging
om van de anderen verre te wezen,
komt tot U terug, moeder Natuur.
Zoo verzoening nog mogelijk is....
Dat zij mijn vernedering,
| |
II.
Als een wild en sterk dier
mijner vreemde droomparadijzen
Als een wild en sterk dier!
dat ik door de lieflijkheden
van het kleine leven waar
met de ziel van een vlinder?
| |
| |
Met de ziel van een vlinder,
die rusteloos wankelend zoekt,
omdat hij te veel heeft gevonden.
Die op geen bloem kan dalen
omdat hij overal dalen wil,
omdat hij overal dalen kan.
in de keus tusschen overvloed
| |
III.
O verre vader mijner vaderen,
ik zie je ruigen nomadenkop
in de kalmte van mijn leven!
Ik zie je laaiende oogen wel
misprijzend gluren naar mijn rust.
Joeg ik - toen ik uit de heete dalen
van het rijke Westen toog -
honderden geslachten lang
En was ik daarom koen als een stier
om in jouw mijn glorievolle kracht
O verre vader mijner vaderen,
wanneer ik niet meer glimlachen kan
| |
| |
Jouw prachtige, wilde, trotsche ziel,
mijn glorie, mijn onheil!
| |
IV
der veelheid van menschen en dingen.
Mijn geest lacht om mijn hart;
mijn hart lacht om mijn geest.
Ik zoek den weg naar het dal
soms op de toppen der bergen....
der groote ruchtige menigten:
thans ben ik een der Uwen!
En toch tast weer een hand
| |
V.
dat dit alles een waan zou wezen?
als iemand die niet lachen
en niet te kunnen lachen?
En lacht en leeft hij tóch,
| |
| |
Ik zie hem nu als een vreemde
| |
VI.
te zien hoe hij poogt weg te duiken
hoe hij poogt zijn oogen te sluiten
voor de wit-schichtende vlammen
van een man van zijn land!
Hoe hij een weinig vergeten wil
de duizelhooge, groenazuren
sterdoortrilde eindigheden
van het einderloos heelal,
dat hij extatisch bestormen wou!
het raadsel van zijn wezen:
Omdat hij de aarde wil kunnen verachten
na haar rijkdom te hebben beleefd,
MATH. KEMP.
|
|