lijk, zooals men dat noemt, over de maatstreep heen loopt. 't Is dikwijls zeer moeilijk uit te vinden, waar een phraseeringsboog begint en eindigt (jammer, dat de componisten hun intenties niet altijd duidelijk aangeven), maar toch kan men daarvoor wel enkele aanwijzingen geven.
Een middel om de phraseeringsboog te begrijpen, is de melodie rustig en kalm door te zingen (ook als men met instrumentale muziek te doen heeft). Men bemerkt dan, dat men gewoonlijk adem haalt of even rust na een lange toon en vóór een korte. (Zijn er ook rustteekens aangegeven, dan is de zaak al heel eenvoudig) b.v.:
De plaats, waar men ademhaalt, is dan het einde van een vorigen en het begin van een volgenden boog.
Een ander middel zal nog blijken uit de rythmische analyse eener melodie, welke wij later zullen behandelen.
Daar een rythmische figuur steeds begint met arsis en eindigt met thesis, moet een zindeel of zin, die bestaat uit een aaneenschakeling van rythmische figuren, altijd met arsis beginnen en met thesis eindigen.
Nu gebeurt het dikwijls, dat een compositie begint op een zwaar maatdeel d.w.z. op een eersten tel van een maat en zou men bij oppervlakkige beschouwing meenen, dat men in zulke gevallen met uitzonderingen te doen heeft. Deze uitzonderingen zijn echter slechts schijnbaar. Bestudeeren wij den volgenden zin:
Deze bestaat uit twee bijna geheel aan elkaar gelijke figuren. Het verschil bestaat alleen in de g (gemerkt met +). Twijfel kan er niet bestaan, of deze toon bij figuur I of II behoort, daar immers een figuur veel natuurlijker eindigt op een langen dan op een korten tijd, en ook begint op een korten en niet op een langen tijd. Daar nu figuur I en II dus eigenlijk aan elkaar gelijk zijn, mag men met reden veronderstellen, dat I op dezelfde manier had moeten beginnen als II en dat dus bij I de arsis verzwegen is of beter gezegd, verondersteld moet worden. Trouwens dit wordt algemeen in practijk gebracht, door de meeste dirigenten, die door toch een opslag aan te geven, voor hun koor of orchest inzet, bewijzen, dat die arsis er werkelijk moet zijn, ook al staat ze niet in de partituur aangegeven. ('t Zou voor een ensemble ook zeer moeilijk, zoo niet onmogelijk zijn zóó maar op den eersten tel te beginnen). Een ander geval van schijnbare uitzondering kan zich voor-