Herfst.
Wiek-moeë kraaien keeren loom
Ter ruste naar de stille boomen,
Die in den grijzen avonddoom
Hun droom van dooden zomer droomen.
Een enkle late rept zich, bang
Alleen te zijn; ze drijft met wijden slag
De roerelooze toppen over....
Nu wiegt ze op een dunne tak
En doet een wolk van doode loovers
Zacht rijzlen voor mijn stille voeten....
Ik ben voor 't lange dood-zijn bang....
Ik huiver bij den blarendood....
Ik voel me alléén - en ik verlang
Naar lieve handen en een zachten schoot
Om mijn moe hoofd te bergen
der doode blaren te vergeten!....
JOS. VERJANS.
Sittard, Oktober-maand 1922.
Op het feest van St. Calixtus.