Het Roelantslied
(1981)–Anoniem Roelantslied– Auteursrechtelijk beschermdOverzicht van de inhoud van het volksboekDe proloog opent met de verzekering dat de lezer nu toch wel een heel bijzonder boek ter hand genomen heeft: Als men alle historien overmerckende is so en vintmen gheen deser ghelijc... (P 6-7). Wat volgt is inderdaad een in velerlei opzicht opmerkelijk verhaal. Wat meteen al opvalt is de afwisseling van stukken proza en stukken rijmtekst. Elk neemt ongeveer de helft van de beschikbare ruimte in; er zijn 1246 verzen en 1183 prozaregels. Het geheel is verdeeld | |
[pagina 47]
| |
in een proloog en vierentwintig hoofdstukken, niet als zodanig aangeduid in de oude drukken maar wel door mij, omdat ze allemaal beginnen met een min of meer uitvoerig opschrift. In de volgende samenvatting van de inhoud is die hoofdstukindeling behoudenGa naar eind83) en wordt steeds verwezen naar de uitgave van de tekst die aan het eind van dit boek is opgenomen. De stukken rijmtekst zijn in de samenvatting aangegeven door een brede marge. Een laatste opmerking betreft de indeling van het verhaal in grotere gedeelten. Dergelijke verhaalgedeelten kunnen zonder veel moeite worden onderscheiden, bijvoorbeeld omdat de strijd tweemaal door een ‘hoornpassage’ wordt onderbroken of omdat de samensteller zelf een fasering in het verloop van de strijd aangeeft: den eersten oploop (P 351-352), die tweede battalgie (P 466). Eenzelfde indeling kan worden aangebracht in de Roncevaux-episode van het Chanson de Roland; zij is duidelijk aangegeven in het overzicht dat voorafgaat aan de teksteditie in het tweede deel. Om praktische redenen heb ik in de samenvatting naar deze verhaalgedeelten verwezen. | |
Prologhe. (P 5)Het bijzondere van deze geschiedenis is dat er zoveel christenen in omkomen. Dat is de schuld van Guwelloen, die koning Karel en Roelant verraden heeft aan de heidenen met de bedoeling zelf de heerschappij over Kerstenrijc te verkrijgen. Maar God heeft dit gemene plan verijdeld. (P 6-21) - En Guwelloen kreeg loon naar werken, want zo staat het in het evangelie: wie zich hier verheft zal vernederd worden, maar wie zich vernedert zal later, in het eeuwige leven, verhoogd worden. Daarom moeten wij doen als de martelaren en het valse geloof van de Turken bestrijden net als Roelant en Olivier. En als het niet in onze aard ligt om metterdaad tegen de Turken te strijden dan moeten we het geestelijk en in gedachten doen naar het voorbeeld van de Heilige Franciscus. (P 21-52) - Ons verhaal begint nu met te vertellen hoe Guwelloen | |
[pagina 48]
| |
tien van de twaalf ghenoten van Vrancrijcke verraderlijk heeft doen omkomen in Spanje. Ook Ogier van Denemarken, Fyerenbras en Merberijn zijn in die strijd omgekomen. De bewerker van dit boek heeft echter de stof ingekort en behandelt vooral de daden van Roelant en Olivier. (P 52-70) | |
Hoofdstuk 1. Hier beghint die historie vanden stride van Roncevale. Ende in den eersten hoe Kaerle, die edel coninc van Vrancrijc, in sinen slaep vermaent was van den heyligen apostel Gods Sint Jacob, als dat hi Hispanien vanden heydenen beschermen ende bevrijen soude. Ende hoe dat die principale capiteynen der Sarasinen, te weten Marcelijs ende Baligant Guwelloens natuerlike hinderen waren. (P 72-79)De machtige Karel de Grote, heer van heel Kerstenrijc, heeft in zijn droom de opdracht gekregen van de apostel Sint Jacob om de ongelovigen te verdrijven uit Spanje en Galicië. (P 80-95) - De heidense aanvoerders Marcelijs en Baligant brengen samen met hun oom Synagoen een leger van zeshonderdduizend man op de been. Om Karel tegen te houden worden de toegangswegen naar Spanje bezet. Marcelijs en Synagoen zullen de eerste stoot opvangen, Baligant zal met vierhonderdduizend man als reserve de achterhoede vormen. (P 95-120) - Guwelloen, de zwager van koning Karel, was een scherpzinnig en machtig man. In zijn jeugd had hij tijdens een bezoek aan Synagoen diens schoonzuster verleid na het schaakspel. Daardoor was hij de vader geworden van Marcelijs en Baligant. Maar deze zoons haten Guwelloen omdat hij een verrader is en zij nemen zich voor hem te doden. (P 121-166) | |
Hoofdstuk II. Hoe Guwelloen ghecoren wert om die diffiancie in heydenis te doen van alle die ghenoten. (P 167-168)In de krijgsraad der Franken wordt besloten dat Guwelloen als bode de Saracenen de oorlog moet gaan verklaren, omdat hij met de heidense heren goed bekend is. Guwelloen is over deze opdracht | |
[pagina 49]
| |
hevig ontstemd en streeft vanaf dat moment naar wraak. Hij wil Karel en zijn voornaamste edelen, in het bijzonder Roelant en Olivier, door verraad om het leven brengen. (P 169-197) - Met zijn familie beraamt Guwelloen het plan om Karel met de hoofdmacht achter te houden en de voorhoede met Roelant en Olivier aan Marcelijs over te leveren. (P 197-218) - Bij de vijand wordt dit plan uitgewerkt. Guwelloen belooft Marcelijs dat hij de voorhoede van de christenen op de Roncevale zal aantreffen; als hij die voorhoede eenmaal verslagen zou hebben zou Karels macht gebroken zijn. Om zijn belofte kracht bij te zetten verloochent Guwelloen zelfs God, maar de heidenen spreken achter zijn rug af dat ze hem later als een verrader zullen straffen. In zijn tegenwoordigheid overladen ze hem echter met rijke geschenken. (P 218-242) Guwelloen heeft een dochter die getrouwd is met de keizer van Griekenland. Als deze keizer hoort van de op handen zijnde oorlog wil hij Karel te hulp komen maar dat wordt door zijn vrouw verhinderd. Zij doodt de keizer en laat voor de zekerheid hun twee kinderen de ogen uitsteken. Daarna trekt zijzelf met twintigduizend Grieken naar Frankrijk onder het mom van steun aan Karel maar in werkelijkheid met de bedoeling om zich op het kritieke moment samen met haar vader tegen de christenen te keren. (P 242-275) - Zo werd Karels voorhoede verraden en het zou met Karel zelf ook slecht afgelopen zijn als God niet ingegrepen had. (P 275-280) | |
Hoofdstuk III. Hoe Kaerle, die keyser, na dat Guwelloen die diffyancie oft ontsegginghe den voerseyden heydenschen heeren ghedaen hadde, die op Spaengyen comende waren, sant den vromen Rolant ende den wijsen ridder Olivier als capiteynen van sijnre avantgaerden met XX duysent vergulden sporen. Ende hoe elck aenden keyser oerlof nam ende hoe si op den Roncevale quamen. (P 281-288)Als Guwelloen is teruggekeerd uit het vijandelijke kamp | |
[pagina 50]
| |
draagt Karel Roelant en Olivier op met de voorhoede de toegangswegen naar Spanje van tegenstanders te zuiveren. (P 289-299) - Over deze Olivier bestaan ook mooie geschiedenissen. Hij had een zuster, Oede la belle, die verloofd was met Roelant en stond bekend als een zeer verstandig man. Daarom beval Karel Roelant steeds naar de wijze raad van Olivier te luisteren. (P 299-309) - Karel neemt afscheid van zijn aanvoerders en de voorhoede vertrekt. Guwelloen en zijn partijgenoten verheugen zich omdat hun opzet slaagt. (P 309-320) | |
Hoofdstuk IV. Hoe Rolant ende Olivier ende alle die vangaerde de passagien wonnen, die seer sterckelijck beset waren met ruesen ende ruesinnen ende met menigherleye volck vanden Sarasinen. (P 321-324)Hevige gevechten om de toegangswegen. De rode Galeaen verslaat de reus Gandeloen en Roelant de reuzin. Olivier overwint twee hertogen en een koning. De verdreven Saracenen vluchten naar Marcelijs en Baligant. Roelant stuurt bericht van de overwinning aan Karel en trekt verder tot op de berg Roncevale. (P 325-346) | |
Hoofdstuk V. Hoe die mogende Sarasijn, die wreede tyran Marcelijs met CC duyst volcx beleyde die edel vangaerde opten Roncevale ende hoe hem alle sijn meeste princen seere hoochlijc vermaten Rolant ende Olivier te doden. Ende hoe si aen Marcelijs begeerden dat hi haer den eersten oploop soude laten doen op Rolant ende sijn ghesellen. (P 347-352)Na een korte inleiding, waarin de relaties tussen Karel, Roelant, de Saracenen en Guwelloen worden aangegeven (1-8 VbA), verplaatst het verhaal zich naar Marcelijs, die in korte tijd tweehonderdduizend man op de been gebracht heeft. In de krijgsraad beloven de Saraceense aanvoerders Roelant en de christenen te zullen verslaan. Dan trekken zij | |
[pagina 51]
| |
op in de richting van de Fransoysen. Olivier stelt Roelant op de hoogte van de op handen zijnde strijd. (9-245 VbA) | |
Hoofdstuk VI. Hoe die Sarasinen die kerstenen bevochten met groter wreetheyt ende hoe daer veel heydensche heren ende capiteynen verslagen bleven die den eersten oploop begheert hadden te doen op Rolande. (P 353-356)De slag begint met een nederlaag voor de Saracenen. Hun aanvoerders komen om in tweegevechten tegen Roelant, Olivier, de rode Galeaen, Galerant, Straelberrengier en anderen. (P 357-373) - Marcelijs zendt versterkingen die de christenen grote verliezen toebrengen. Dat was allemaal de schuld van Guwelloen. (P 373-414) - Ogier van Denemarken, die in Babiloniën tegen de heidenen streed, en bemerkte dat Marcelijs en Baligant met veel krijgsvolk naar Spanje trokken, haast zich om Karel te hulp te snellen. Met Gods hulp wordt hij met zijn zoon Merberijn, de bekeerde heiden Carahu en Fierenbras rechtstreeks naar de Roncevale geleid. (P 414-433) - De Saracenen vluchten naar Marcelijs met de boodschap dat de christenen noch eenen nieuwen Rolant ghecregen hadden. Marcelijs roept zijn broer Baligant te hulp want de verliezen van de heidenen waren groot en ook Synagoen is al door Roelant verslagen. (P 434-458) | |
Hoofdstuk VII. Hoe die wijse ridder Olivier Rolande badt dat hij sinen hooren blasen woude op dattet Kaerle die keyser horen mocht ende hemlieden te hulpen quame dwelc Rolant weygerde te doen, segghende dattet noch vroech ghenoech waer ende dat hi hem soude scamen om hulpe te blasen eer hi ghequetst ware. (P 459-464)Olivier raadt Roelant aan Karels hulp in te roepen door op z'n hoorn te blazen, maar Roelant weigert. Hij wil liever sterven in de strijd dan Frankrijk en zichzelf die schande aandoen. De christenen | |
[pagina 52]
| |
bereiden zich voor op de slag. De bisschop spreekt hen toe en belooft het eeuwige leven aan wie sterft in de strijd tegen de heidenen. (248-424 VbA) | |
Hoofdstuk VIII. Hoe XII heydensche heeren campten tegen XII dye vroemste kersten. Ende van die tweede battalgie daer meest alle die kerstenen verslagen waren. (P 465-467)Een Saraceense bode komt de christenen uitdagen om twaalf van hun dapperste strijders te laten vechten tegen twaalf heidenen. Dan volgt de beschrijving van de tweegevechten [Eerste fase van de strijd], waarin alle Saraceense voorvechters gedood worden, behalve Margarijs. Hij vlucht naar Marcelijs. (425-633 VbA; 714-787 VbAGa naar eind84)) - Deze werpt nu vier nieuwe scharen Saracenen in de strijd onder bevel van Grandones. De Fransoysen schrikken maar de bisschop stelt hen gerust. [Begin van de tweede fase:] Een hevige strijd ontbrandt. De Saracenen verbazen zich over Roelants onuitputtelijke kracht. (634-713 VbA; 788-821 VbA) Ook Ogier en Galeaen verrichten heldendaden in de strijd. De aarde kleurt rood van het bloed. De bisschop, zelf een dapper strijder, oefent tussen de gevechten door zijn priesterlijke taak uit. P 468-491) - Aan zijn zwaard en aan dat van veel andere christenen verschijnen plotseling drie bloeddruppels, een voorteken van de kroon der martelaren die hun spoedig ten deel zal vallen. (P 491-499) - Een nieuwe schare heidenen zaait dood en verderf onder de christenen. Grandones doodt Reynier maar wordt zelf gedood door Roelant. De heidenen vervloeken het uur dat zij geboren zijn. Daarmee eindigt de tweede fase van de slag. (P 499-535) | |
Hoofdstuk IX. Hoe die coninck Marcelijs selve met alle sijnder machte op die kerstenen quam ende hoe dat der kerstenen ghetal doen seere ghemindert wert ende bijnae al verslaghen. (P 536-539) | |
[pagina 53]
| |
De derde fase begint als Marcelijs persoonlijk arriveert met nieuwe versterkingen. De Saraceense standaarddrager Albuna wordt gedood door die edel Fransche bisschop, een ander dan bisschop Tulpijn, welke laatste zich bij Karel in de hoofdmacht bevond. Roelant en Olivier bewonderen de heldendaden van de bisschop op het slagveld. (P 540-598) Christenen en Saracenen spannen zich tot het uiterste in. Vooral Roelant, Olivier en de bisschop lijken onoverwinnelijk, maar de vijandelijke overmacht is toch te groot. Er zijn nog maar veertig christenen over. Einde van de derde fase van de strijd. (822-923 VbA) | |
Hoofdstuk X. Hoe die grave Rolant sinen gheselle Olivier vraghede oft hi den horen blasen wilde, op dat hem Kaerle die keyser te hulpen quame. Ende hoe hem Olivier niet consenteren en woude dat hij den horen blies, seggende dattet te spade ware. (P 599-603)Roelant wil op zijn hoorn blazen om Karel te waarschuwen maar nu verzet Olivier zich heftig. Toen het nog op tijd was wilde Roelant zelf niet, nu is het te laat. In dit twistgesprek komt de bisschop tussenbeide. Hij zegt dat blazen op de hoorn inderdaad de nederlaag niet meer kan voorkomen maar Karel zal de verslagenen kunnen wreken en de gevallenen een eervolle begrafenis geven. (924-1032 VbA) | |
Hoofdstuk XI. Hoe die vrome Ogier van Denemercken ghequetst sijnde ginc onder die doden soeckende ende beclaechde sijn vrienden die hi verslagen sach liggen. Ende die Roode Galeaen die sinen broeder daer oeck deerlijc verslagen sach liggen dien hi beclaechde met groten druck. (P 604-608) | |
[pagina 54]
| |
Nog maar enkele christenen zijn in leven. Ogier en Galeaen, beiden gewond, dwalen over het slagveld tussen de doden. Galeaen vindt zijn broeder Galerant, Ogier zijn zoon Merberijn en vele anderen die samen met hem Karel te hulp gekomen waren. (P 609-627) - Ogier beklaagt zichzelf en zijn metgezellen. Van de veertigduizend die hij meebracht zijn er geen drie meer in leven. Wat is er over van de roem die hij in het verleden behaald heeft? Waar zijn Merberijn, de Haveloze Gautier en Carahu van Perssy gebleven? (P 627-675) - Ogier ziet uit de strijd opeens zijn neef, de Haveloze Gautier, aankomen en verneemt van hem hoe groot de verliezen zijn. Dan werpt hij zich opnieuw, als een leeuw, in de strijd, gevolgd door Gautier. Maar die verliest zijn oom uit het gezicht. Nooit heeft iemand daarna Ogier nog weergezien. Men vertelt dat de elvin Mergeyne hem weggevoerd heeft naar een berg. Gods werken zijn wonderbaarlijk! (P 675-699) | |
Hoofdstuk XII. Die beclachte vanden Roden Galeaen, die hi dede over sinen broeder Galerant. (P 700-701)Galeaen klaagt bij het lichaam van zijn broer Galerant: Guwelloen is een verrader maar Roelant wil het niet geloven ondanks de waarschuwing van Guwelloens zonen Hughe en Henrick. Ook van Galeaen wordt verteld dat hij in de bergen is weggeleid, want men heeft wel zijn wapens maar nooit zijn lichaam teruggevonden op het slagveld. (P 702-725) | |
Hoofdstuk XIII. Hoe Rolant die sine beclaechde. Ende vander battalien daer Marcelijs ende sijn sone verslagen werden. (P 726-727)Roelant overziet het slagveld en beklaagt de doden, maar Olivier spoort hem aan verder te vechten. Dan begint de vierde fase van de strijd. Dapper verslaat Roelant Francheroen en nog twintig andere Saracenen. (1157-1206 VbA) | |
[pagina 55]
| |
Hoofdstuk XIV. Een goede vermaninghe van den bisschop die hi tot Rolant ende tot alle den kerstenen dede. (P 728-729)De bisschop spreekt Roelant moed in en belooft ieder die sterft in de strijd voor God het eeuwige leven. Dan ziet Roelant hoe Marcelijs enkele van de laatst overgebleven christenen doodt. Vol wraakzucht rijdt hij op de Saraceense koning af en slaat hem z'n rechter arm af. Daarna doodt hij nog diens zoon. (1207-1258 VbA) | |
Hoofdstuk XV. Hoe die Sarasinen begonden te vlien ende die meeste capiteyn vanden heyre tot Galifier, des conincx neve. (P 730-731)Als de heidenen zien dat hun koning gewond is en zijn zoon gedood, slaan zij op de vlucht. Dan vlucht ook Marcelijs zelf naar zijn neef Galifier. Einde van de vierde fase van de strijd. (1259-1286 VbA) | |
Hoofdstuk XVI. Hoe Galifier, van Baligant ghesonden, met XX duisent morianen ende menigerley Sarasinen opten Roncevale quam ende hoe Olivier ghequetst was. Ende hoe Rolant den horen blies om hulpe van den coninck Kaerle te ghecrighen. (P 732-736)Galifier verschijnt met verse troepen afschrikwekkende morianen uit Ethiopië op het slagveld. [Begin van de vijfde fase van de strijd] Hij valt zelf Olivier aan en treft hem dodelijk in de rug. Olivier wreekt zich op Galifier maar voelt dat zijn einde nadert. Hij neemt afscheid van Roelant en beide vrienden vallen in onmacht van verdriet en zwakte. Toch begeeft Olivier zich weer in de strijd en slaat in het wilde weg om zich heen, waarbij hij zelfs Roelant raakt. (1287-1431 VbA) | |
[pagina 56]
| |
Hoofdstuk XVII. Hoe Rolant den horen blies met so groter cracht dattet coninc Kaerle hoorde. Ende hoet hem Guwelloen ontgaf tot drie reysen toe, seggende dattet Rolant van overmoet dede. (P 737-739)Toen Roelant zag hoe slecht Olivier eraan toe was, zette hij z'n hoorn aan de mond en blies uit alle macht. Karel hoorde het en wilde onmiddellijk te hulp snellen maar Guwelloen weerhield hem. Pas toen het hoorngeschal voor de derde maal klonk besloot Karel op weg te gaan. (P 740-757) | |
Hoofdstuk XVIII. Hoe Guwelloen sijn verraetscap maecte met sijn dochter Erena ende met sijn maghen. (P 758-759)Ook Guwelloen verklaart nu dat ze zo snel mogelijk moeten vertrekken. Maar hij spreekt met zijn dochter Erena af dat zij en hun aanvoerders heimelijk Saraceense onderscheidingstekens zullen dragen. Op het kritieke moment in de strijd zullen zij Karels leger in de rug aanvallen. Soldaten stellen bisschop Tulpijn en hertog Naaman op de hoogte van deze valse plannen, waarop Guwelloen gevangen genomen wordt. Erena vlucht naar een kasteel in de buurt, dat op last van Karel wordt belegerd. Dan arriveert uit Griekenland de hertog van Monbaes met Erena's twee blinde kinderen. De hertog beschuldigt Erena ervan haar kinderen de ogen te hebben laten uitsteken. (P 760-897) Op weg naar de Roncevale beklaagt Karel zich over Guwelloen. Deze behoort tot een geslacht van verraders; zijn voorouders waren de moordenaars van Julius Caesar. Ook Karel lijdt nu grote verliezen door toedoen van dit geslacht. (1432-1469 VbA) | |
Hoofdstuk XIX. Hoe Olivier sijn eynde dede. Ende hoe Rolant den Havelosen Gautier vant ende hoe hi Fransoys Boudewijn ende sinen schiltknecht om water sant. (P 898-900)Olivier bidt tot God en neemt afscheid van Karel, | |
[pagina 57]
| |
zijn heer, en van Roelant, zijn vriend. Dan sterft hij. Einde van de vijfde fase van de strijd. (1478-1493 VbA) Roelant ontmoet de Haveloze Gautier, van wie hij verneemt dat diens oom Ogier met al zijn troepen is verslagen. (P 901-919) - Dan blaast Roelant nog eens op zijn hoorn en beschuldigt Guwelloen van verraad. (P 919-931) - Zijn schildknecht Diederick vlucht naar het leger van Karel. (P 931-936) - In het leger van Karel verneemt bisschop Tulpijn de afloop van de strijd uit de mond van duivels die luidruchtig door de lucht vliegen om de zielen van de gesneuvelde Saracenen naar de hel te voeren. Karel krijgt het slechte nieuws over de afloop van de strijd van Tulpijn en Diederick tegelijk. (P 936-952) - Op advies van de hertog van Bayvier laat Karel zijn trompetten en klaroenen schallen en haast zich vooruit. Vijfhonderd Saracenen doen een verwoede poging om de laatste christenen te verslaan. De bisschop wordt gedood en Gautier moet zwaargewond vluchten. Roelant weet echter de Saracenen te verdrijven. (P 952-979) - Dodelijk vermoeid vraagt hij Boudewijn water voor hem te halen maar deze slaagt daar niet in. Ook Boudewijn moet naar Karels leger vluchten. (P 979-989) | |
Hoofdstuk XX. Hoe Rolant Gode badt dat hi hem een fonteyne verleenen wilde, dwelck hem also gheschiede. (P 990-991)Als Boudewijn niet terugkeert bidt Roelant tot God om water en zie... uit een rotsblok springt een bron tevoorschijn. (P 992-1001) - Na voor het laatst op zijn hoorn te hebben geblazen valt Roelant in onmacht ter aarde. Maar hij staat nog één keer op om een Saraceen te doden die zijn zwaard wil stelen. Vier maal slaat hij met zijn zwaard op de rotsen om het te vernietigen maar tevergeefs; het zwaard blijft ongeschonden, de rots is gespleten. (P 1001-1019) | |
Hoofdstuk XXI. Hoe Rolant sijn eynde dede. (P 1020) | |
[pagina 58]
| |
Liggend bovenop zijn zwaard en hoorn en met zijn gezicht naar Spanje gekeerd sterft Roelant. Hij bidt tot God die een engel stuurt om zijn ziel te halen. (1762-1789 VbA) | |
Hoofdstuk XXII . Een cort lof van Rolant ende Olivier. (P 1021)Een lofdicht op Roelant en Olivier in zestien rederijkersverzen. (P 1022-1037) | |
Hoofdstuk XXIII. Hoe die keyser Kaerle opten Roncevale quam daer hij zijn volc verslagen vant ende vander clagen die hi over Rolant, Olivier ende die ander dede. Ende hoe die sonne bleef staen ende hoe hi de heydenen versloech, wrekende Rolant, sinen neve. (P 1038-1041)Karel ontvangt van Boudewijn het bericht dat Roelant stervende is en arriveert kort daarna op het slagveld. Bij het lichaam van Roelant uit hij een lange klacht over zijn zware verlies. (P 1042-1074) - Ook het lichaam van Olivier wordt, gruwelijk verminkt, gevonden. Allerwegen heerst groot verdriet, vaders vinden zoons, zoons vaders en broeders broeders. (P 1075-1083) - Karel wil de heidenen achtervolgen maar vreest dat de nacht zal vallen. God laat dan op Karels verzoek de zon drie dagen stilstaan in welke tijd alle overgebleven Saracenen worden verslagen bij de Ebro. (P 1084-1091) - Ook Baligant, die met veel krijgsvolk naar Spanje is gekomen om zijn broer te helpen, wordt overwonnen. Hijzelf weet te ontkomen maar zijn leger verdrinkt in de rivier. (P 1092-1112) - Karel laat Olivier begraven in Genève en Roelant te Blaye. Zijn zwaard en hoorn worden bij zijn graf opgehangen. De andere aanvoerders zijn in Gelijn, Bourdeaus, Arlen en Rome begraven. Karel draagt de kanunniken van Sint Romanus te Blaye op missen te lezen voor het zieleheil van de gevallenen. (P 1112-1156) | |
Hoofdstuk XXIV. Hoe Guwelloen met alle sijn neven ghehangen wert ende sijn dochtere Erena met vier peerden van een geschoert wert. Ende vanden eynde der hystorien. (P 1157-1159) | |
[pagina 59]
| |
Guwelloen en zijn veertien handlangers worden opgehangen. Zijn dochter wordt beschuldigd door de hertog van Monbaes en met vier paarden uit elkaar gescheurd. (P 1160-1175) - Karel wordt ziek van zijn grote verdriet en trekt naar Aken. Daar is hij gestorven nadat hij zesenveertig jaar had geregeerd. Hij ligt er begraven in de Mariakerk die hij zelf had laten bouwen. (P 1176-1183) |
|