Heer, de rechtvaardige koning, hen met grote minachting zal aanspreken: ‘Valse rentmeester, geef mij verantwoording van je rentmeesterschap.’
Wat zal er dan gebeuren met de vogelvangers die zich van dit kwade aas bedienen en nu de heren met hun valsheid bedriegen? Voorwaar, zij zullen samen met hun heer gestraft worden:
Allen willen nu hetzelfde najagen
maar niemand zal de last van een ander dragen.
Och prins, tegen u zullen zij misschien liegen,
maar God kunnen zij niet bedriegen.
Volgende netten zijn accijnzen op eten en drinken. Hiermee weet men op listige wijze het volk verder uit te buiten. Niemand die in het land verblijft, kan dit net ontlopen. Pelgrims, reizigers en kooplieden hebben niets te maken met de schattingen die een heer zijn volk oplegt. Maar wie in leven wil blijven, moet de last der accijnzen dragen; arm en rijk, geestelijk en wereldlijk. In vele landen zijn de geestelijken vrijgesteld van belasting en nergens legt men arme bedelaars schattingen op, maar met deze netten worden allen gevangen. Want wie wil eten of drinken, moet accijnzen betalen.
Men bedient zich werkelijk op de sluwste wijze van deze netten. Belastingen zijn zogenaamd redelijk omdat het landsbelang ermee gediend is. Maar door de hebzucht is dit ook een vals oogmerk geworden. Dit kan men wel zien aan de burgemeesters en schepenen die zich maar al te graag over de accijnzen willen ontfermen, niet uit zucht tot rechtvaardigheid maar om hun kostbare kleren van te betalen. Het gewone volk wordt uitgeknepen en van het geld laten zij grote paleizen bouwen om de zaken van het volk te bespreken. Dit is al mooie schijn van het valse gif der hebzuchtige harten. Zij die ermee leven, moeten oppassen dat zij niet vergiftigd worden.