had, zal zijn beklag doen over hun overmatige hoogmoed. Maar ook de voorwerpen waarmee zij hun zonden bedreven hebben, zullen tegen hen getuigen. God haat dat men bij leven en welzijn grote bouwwerken sticht, zoals Hij door Zijn profeet Jesaja zegt: ‘Wee degene die het ene huis voegt aan het andere.’ Wat moet de dwaasheid van deze kostbare tombes en graven Hem dan niet mishagen! Voorwaar, van deze mensen zegt David in dezelfde psalm als waarin hij de hoogmoedigen vergeleek met beesten: ‘Aan vreemden zullen zij hun rijkdommen nalaten en hun graven zullen voor eeuwig hun woning zijn. Hun tabernakels gaan van geslacht tot geslacht. Zij hebben hun naam verheven in hun land. Als schapen worden zij naar de hel gedreven en de eeuwige dood zal hen daar voeden.’
Dit zware vonnis betreft de mensen die volgens wereldse maatstaven edel genoemd worden en van goede afkomst zijn. Als zij van hier moeten scheiden, zal hun grote bezit en heerschappij in handen vallen van hun nakomelingen, die door de profeet vreemden genoemd werden. Zo is het met recht want zodra familie en vrienden de erfenis en landerijen van de overledene in bezit genomen hebben, vergeten zij wie hun deze nieuwe rijkdom nagelaten heeft. Zij laten hun ouders wonen in hun graven en maken naar eigen behoefte gebruik van de erfenis. Helaas beperken zij zich tegenwoordig niet alleen tot hun rechtmatige nalatenschap. Zij willen ook beschikken over het geld dat bestemd is voor de zielemissen en nagedachtenis van hun ouders. Hun laatste wil wordt niet uitgevoerd want de erfgenamen verzuimen de godsdienstige stichtingen die hun ouders de heilige kerk hebben nagelaten. Daar willen hun nakomelingen het eerst op beknibbelen.
Och, dit is heden ten dage een gewoonte geworden! Mensen die de valsheid van deze wereld wel doorzien, zouden wensen dat zij bij hun leven reeds hun laatste wil konden uitvoeren. Maar op dat moment hebben de meesten slechts aandacht voor hun graf, de tabernakel waar de profeet over sprak. Zij willen