van zonden, anders kunnen zij niet standhouden.
Zij kunnen met zwaard en schild niet goed overweg want zij kunnen geen tegenslag gedogen en hebben geen benul van het zwaard van de Heilige Schrift. Als zij bestookt worden door hun vijanden moeten zij daarom voor bescherming naar de ridders vluchten. Dit gebeurt als de eenvoudige mensen zelf geen weerstand kunnen bieden aan verleiding. Dan gaan zij naar hun biechtvader, die hun raad geeft zoals hij het noodzakelijk acht. Degenen die deze raad niet opvolgen, worden gemakkelijk door de vijand bedrogen.
Deze mensen hebben dikwijls ongetemde paarden en omdat zij niet goed kunnen rijden, gaan de paarden met hen op de loop en zo worden zij naar hun vijanden gevoerd. Zo gaat het ook met de geestelijke soldaten. Hun paarden trekken aan de teugels - dat wil zeggen: de geneigdheid van het vlees trekt aan de wil. Zo worden deze mensen uit het leger van de koning weggevoerd en hun vijanden brengen hun zware verwondingen toe. Dit gebeurt telkens als zij een doodzonde begaan.
Ook zijn zij verantwoordelijk voor de legervoorraden. Dat kan men in geestelijke zin zo opvatten: zij dragen de zorg voor de wereld en moeten voorzien in alle natuurlijke behoeften; de een met landbouw, de ander met koopmanschap, weer een ander met leiding geven aan het volk in wereldse zaken. Want hiermee plegen geestelijken zich niet onledig te houden.
Deze mensen zijn ver van de koning gelegerd. Zij begeven zich dagelijks tussen hun vijanden, de zondaars. Zij hebben dagelijks te maken met rijkdom, bezit en al het wereldse, zodat de voornoemde monsters zeer gemakkelijk een gelegenheid kunnen vinden hun gif uit te storten. Zonden kunnen immers moeiteloos een plaats vinden in het ruime geweten van deze mensen.
Zij gedragen zich in het openbaar dikwijls alsof zij thuis zijn. Dat wil zeggen: terwijl deze mensen proberen te gehoorzamen aan de geboden van God en de heilige kerk, leven zij toch