tot allerlei schone zaken, ofschoon u dat verdriet doet of ten minste verdriet zou moeten doen als u een dienaar van de koning bent? Helaas, zij die trachten de koning te dienen, worden het dagelijks gewaar: de dienstmaagd is dame geworden en de bruid is haar onderdanig door toedoen van de koningin, die meer geneigd is tot de dienstmaagd dan tot de bruid. Dit klaagt de heilige Bernardus: ‘Wat is onredelijker dan dat de dienstmaagd regeert en de dame moet dienen!’ Helaas, zelfs voor een onaanzienlijk man is het een schande als men zijn bruid verstoot en veracht. Denkt u niet, mijn goede vriend, dat het een veel grotere schande is als men de verkoren bruid van de almachtige koningszoon zo laag acht? Ik zeg u: voorwaar, wie deze bruid verstoot, zal dit gewaar worden in grote, eeuwige ellende.
De meester is ook verstoten want de ridder heeft de dienstmaagd lief, en de raad van de meester is tegen de geneigdheid van de dienstmaagd. Rede kiest de zijde van de bruid - dat wil zeggen: van de ziel. Het boek is gesloten. Vanwege zijn ongeregelde liefde voor de dienstmaagd veronachtzaamde de ridder Gods goedheid; hij had slechts oog voor de lusten en geneigdheid van de dienstmaagd. Het gezichtsvermogen van de bruid is door het gif van de slang verduisterd. De ridder vond de zinnelijkheid van de dienstmaagd en het lichamelijk genot veel belangrijker dan het inwendig licht van het verstand. De secretaris keerde zich ook direct tegen de ridder en maakte diens grote wandaad aanhangig bij de koning.
O goede vriend, dit is met onze vader Adam gebeurd maar het gebeurt nu dagelijks, telkens als zijn kinderen een doodzonde begaan. God moge zich ontfermen! Dat de mensen van deze wereld nu zo onmenselijk, redeloos en zondig leven, komt door hun liefde voor hun lichamelijke natuur. Zij vergeten de arme ziel, leven volgens hun lusten en hebben slechts oog voor deze onzalige wereld die ons, arme zondaars, als een plaats voor boetedoening gegeven is en niet om weelde te zoeken.