getrokken tot de vrucht en de koningin stemde met haar in. De ridder weerstond haar niet zoals hij had moeten doen. Hij volgde de geneigdheid van de dienstmaagd - dat wil zeggen: van zijn lichaam - en beet in de appel die de slang hem aangeboden had; en hij werd ongehoorzaam.
Deze ongehoorzaamheid kwam voort uit hoogmoed, waardoor de ridder na de gemene influisteringen van de slang werd overmand. Vol van zelfbehagen meende hij aan God gelijk te kunnen zijn, zoals de slang hem gezegd had. En direct ging deze ridder naar zijn metgezel en benaderde hem met een ongeregelde liefde. Hierop deed deze ridder zijn vrije wil eveneens omslaan in eigen wil. Hij gaf toe aan zijn metgezel in plaats van te luisteren naar Gods gebod.
De ridder die als eerste bedrogen werd, was onze moeder Eva want deze geestelijke ridderschap betreft net zo goed vrouwen als mannen. Haar metgezel was onze vader Adam, zodat van hen beiden sprake is in dit boek.
Toen deze onzalige ridder aldus vrije wil had doen omslaan in eigen wil werden direct drie giftige zusters geboren; namelijk hoogmoed, afgunst en gramschap, zoals hiervoor werd uitgelegd bij de rampspoed van de prins. Maar helaas werden nu nog vier andere monsters geboren, namelijk gulzigheid, wellust, hebzucht en luiheid. Want zodra de dienstmaagd bemerkte dat zij de koningin aan haar zijde had, gaf zij zich over aan haar geneigdheid en wilde alles wat haar natuur behaagde: lekker eten, strelingen van de zintuigen en zulke dingen meer. Zij had niet langer oog voor de eer van de bruid. Dit zou niet gebeurd zijn als een geregelde wil haar geregeerd zou hebben, zoals de koning voor ogen had gestaan. Maar de dienstmaagd had alleen aandacht voor wat haar zinnen prikkelde. Uit dit gif van genotzucht ontstaan twee van de voornoemde monsterlijke dochters, namelijk gulzigheid en wellust.
Vervolgens zag de dienstmaagd dat haar veel ontbrak om al haar zinnen te bevredigen. Zij voelde zich aangetrokken tot