ander leven leidde dan ik (uiteraard een beter, makkelijker en spannender leven).
Als ik nu terugkijk naar het moment waarop we naar Nederland verhuisden, een moment dat ik gewoon kan aankruisen op een weliswaar oude kalender, zie ik een piepkleine versie van mezelf, een kleuter die staat te kijken naar de huisraad die in een vrachtwagen wordt geladen, bevroren in dat hoogzomerse moment, dán en dáár.
Ander voorbeeld. Inmiddels twaalf jaar geleden zat ik aan een sterfbed, laat ik het zo neutraal houden. Ik zat aan een sterfbed en eigenlijk zit ik daar nog steeds, bevroren als twintiger in een leven dat niet meer het mijne is en toch onvervreemdbaar bij me hoort. Ik bedoel niet dat ik dat sterfgeval maar niet achter me kan laten - hoewel dat ook zo is - ik bedoel dat ik mezelf achter heb moeten laten en ik dat zelf terugkijkend alleen met enige verwondering herken.
En dat is toch een beetje alsof ik als achteloze toerist een gevangenis bezoek (‘altijd al eens willen doen!’) en daar, op de Miriam Rasch-vleugel, mijn oude zelf zie zitten.
‘Voor en na’ is in dat beeld vervat, de bevroren still waarin je jezelf tegelijk wel en niet herkent. Ik ben niet meer dezelfde als de jonge vrouw die daar op de beddenrand zit, maar wie ben ik dan wel? Ik denk graag dat ik nu een beter iemand ben (hoewel dat zou betekenen dat degene die daar doodging die betere versie van mij niet heeft meegemaakt), het breekpunt met z'n voor en na heeft dat bewerkstelligd. Maar heb ik dat ook aan mezelf te danken?
Een van mijn studenten vroeg me niet zo lang geleden in alle ernst: ‘Mevrouw, gelooft u in de vrije wil?’
Ik stamelde een beetje, want het was pauze en het was duidelijk dat hier niet het juiste antwoord werd verwacht, maar mijn antwoord. En zoals je in zo'n geval het beste kunt doen, stelde ik een tegenvraag. ‘Geloof jij dat de mens kan veranderen?’
De jongen zweeg even en zei toen: ‘Nee.’ Karakter is karakter, daar doe je niets aan, dacht hij.
Misschien is het naïef om te denken dat de mens kan veranderen en zijn het alleen omstandigheden die veranderen. Het achterlaten van die twintiger aan het sterfbed, net als die kleuter in dat andere land, is met geen mogelijkheid een eigen keus te noemen: het breekpunt dat een ‘voor en na’ schept, zijn omstandigheden die je maar hebt te accepteren. En toch, als ik terugkijk, dan zie ik iemand zitten die sterk op mij lijkt, met wie ik een lange geschiedenis deel, maar die ik toch niet ben. Ik kan er niet omheen dat zij, zo bevroren in het moment, iemand anders is.
‘Ik geloof wel dat de mens kan veranderen, of je dat nou zelf doet of niet,’ zei ik dan ook. ‘En daarmee geloof ik in elk geval een klein beetje in het bestaan van in elk geval een klein beetje minieme vrijheid.’
Slavoj Žižek schrijft in zijn boek Event over de filosofie van de gebeurtenis. Een gebeurtenis heeft, zegt hij, ‘per definitie, iets wonderbaarlijks’. Een gebeurtenis is ‘een effect dat zijn oorzaken lijkt te overstijgen’. Een voorbeeld is verliefdheid - de effecten van liefde zijn wel terug te voeren op de oorzaak, namelijk het ontmoeten van een verrukkelijk persoon, maar zijn daar toch op geen enkele manier toe te reduceren. Je kunt wel gevallen zijn op die sensuele lippen, maar als iemand jouw liefde reduceert tot zijn lippen, voel je je beledigd.
Dat betekent ook dat die verliefdheid, die je is overvallen, niet meer terug te