| |
| |
| |
Emily Kocken Stewart
Over de smaak van plastic en Proustiaans luchtverkeer
Meteen iemand aanspreken, vond moeder, dan dood je de tijd op een gepaste manier. Zit je al in het vliegtuig? Ja, had Elena gezegd, op weg naar jou. Helaas. Dat laatste woordje hield ze net op tijd binnen.
‘En wat ze je te eten en drinken geven, aanvaard je dankbaar.’
O ja? Elena dacht aan de volgevroten lijven in de lucht, wat een noodlanding dat zou geven. Ze stonden nog aan de grond en rondom haar nam het geroezemoes van de andere passagiers af. Ze wilde haar mobiele telefoon op speaker zetten, de stem van haar moeder frank en vrij in de romp van het vliegtuig laten klinken, gratuite wijsheden die generaties lang op vrouwen waren neergedaald als manna uit de hemel. De mens was wat hij at, en voor meisjes gold dit helemaal. Ze durfde niet. Bewoog haar hand met telefoon langzaam omhoog, in de verleiding het ding te droppen, ontlokte een glimlach aan de man die naast haar zat. Ze raakten aan de praat. Zijn naam ging verloren in het lawaai van het opstijgen.
Maar hij was een klager. Hij had last van zijn nekkussen, een opblaasbare kingsize rookworst bekleed met een stofje dat er lekker zacht uitzag, een soort suèdine. Hij sloeg geen laptop open, zoals andere passagiers binnen een minuut na hun nesteling deden, en had geen boek, e-reader of mobiele telefoon bij zich. Op het laatste moment voor vertrek was ze zelf bijna gezwicht voor de verleiding om de net verschenen hertaling van een deel van Prousts À la recherche du temps perdu van de koffietafel te grissen, een dundruk uitgave van bijna duizend pagina's. Onderzoek naar verloren tijd, een nuttige bezigheid in deze onzekere tijden. Het postuur van de buurman deed haar aan papa denken, een lange lijs, redelijk zwaarlijvig, moest ook worstelen in vliegtuigen om zijn benen een plek te geven.
Hij klonk nerveus.
‘Wat denk je, zouden we op tijd een echte maaltijd krijgen?’
Hij had trek. Zin in een snack. Honger. Het maakte hem niet uit wat ze hem voorschotelden. Elena wees stug naar de brochure die uit de opbergtas op de leuning stak.
| |
| |
‘Volgens mij is er van alles te koop. Je kunt je helemaal klem eten hierboven.’
Zelf had ze voor opstijgen gedaan wat ze moest doen; de veiligheidsvoorschriften bestudeerd, het airmilesprogramma gelezen, de bonusaanbieding nagerekend op werkelijk voordeel, de pocherige ‘feiten & innovatie’-lijstjes nagelopen over de toestellen waarmee gevlogen werd. American voerde een vlucht uit die ze geboekt had bij Finnair, en met het kleinste model Boeing ging de reis vanuit haar Amsterdam naar Philadelphia, waar haar moeder woonde. Een bescheiden toestel. In hun vliegtuig was alles absurd klein, de stoelen, de raampjes, het gangpad smaller dan verantwoord leek.
Tijdens een vlucht aten de meeste mensen te veel. Onbewust rekenden ze op een slechte afloop. Het einde. Hoog en droog woog vooral het hier en nu. Een vliegtuig vol hongerige doemdenkers. Elena zuchtte. In een artikel dat ze pas had gelezen, ging het de schrijver vooral om apocalyptisch taalgebruik in de samenleving. Vraatzucht was slechts een vehikel om zijn visie voor het voetlicht te brengen. Ze probeerde rustig na te denken terwijl de eerste maaltijd werd uitgeserveerd, overdadig, klassiek vliegtuigvoer, overdreven verpakt, in plastic en papier.
‘Eet je niet?’ vroeg haar buurman. Hij at met smaak.
‘Hier. Voor jou.’
Hij wees naar een ouderwets Hollands kaaswafeltje op de rand van zijn dienblad. Elena keek. Waar was haar koekje? Op beide dienbladen was het bovenaanzicht aan het begin van de maaltijd toch precies hetzelfde? Of liet haar geheugen haar nu al in de steek?
‘Alsjeblieft, meisje.’
Hij drong aan. Was ze klein geweest dan had het wafeltje haar met een lachend gezichtje aangekeken, oogjes, smileymondje, twee gaatjes voor de neus, onderdeel van een ‘happy’ kindermenu. Die tijd lag in het verleden. Ze was geen kind meer. Ze keek naar het kaaskoekje. Het ding was een tijdbom, in de maag kregen de delen nauwelijks de kans om te verteren, ze zwollen gevaarlijk op, gretig als sponsjes. Goor. Ze duwde met een vinger op het plastic waarin de wafel gevangenzat. Krakende geluidjes kwamen vrij. Happy Cheese was zijn naam, de fabrikant heette The Flying Dutchman.
‘De kaas is nep,’ begon Elena voorzichtig. De buurman wilde net
| |
| |
een slokje van zijn rode wijn nemen. Hij zette het glas aandachtig neer.
‘Nou ja, nep, een onduidelijke substantie. Nep is slechts een woord. Over echtheid valt te twisten. De kleur is gewoon de kleur van kaas.’
‘Fout,’ riep Elena, harder dan ze van plan was, ‘het is een smerige piskleur.’
Haar buurman verslikte zich in zijn wijn. Sloeg een hand voor de mond in een poging om het binnen te houden, gaf na enkele tellen hoesten op en spuugde rood op de lichte rugleuning van de stoel van de passagier voor hem. Beduusd keek hij Elena aan.
‘O jee,’ zei Elena blozend. Wat vreselijk, wilde ze zeggen. Sorry. Maar ze zei niets.
Een serveertrolley passeerde met piepende wielen, voortgeduwd door twee stewards die hen eerder hadden bediend. De een was een wat oudere man, de ander jong, echt een jongen nog. Hij droeg een fraai uniformjasje dat Elena aan het uniform van Mr. Spock uit Star Trek deed denken. De smalle opstaande kraag, twee spierwitte strepen die vanaf beide schouders naar het midden van de borstkas liepen. De trolley stopte op enige afstand en de stewards begonnen zachtjes met elkaar te praten. De oudere wees in de richting van de cockpit, de jongere schudde zijn hoofd. Het protocol werd niet gevolgd, dat was duidelijk.
Hij was haar eerder opgevallen toen zij samen met haar medepassagiers in de vertrouwde polonaise het vliegtuig instapte. Vreemd. Bestond het team bij de incheckbalie voor de gate uit mannen en vrouwen, in het vliegtuig waren het slechts mannen die meededen aan het welkomstritueel. Een nette rij, op hun gezichten een uitdrukking die het midden hield tussen trots en onverschilligheid; militair. Ze zagen bleek, alsof daglicht niet aan hen besteed was, en bewogen nauwelijks, op eentje na - en hoe! De jonge steward. Als laatste opgesteld maakte hij een buiging toen ze hem naderde, en eentje bij het passeren, en nog een, overdreven, alsof hij aan het oefenen was. Ze had het wonderlijke gebaar met een hoofs knikje geaccepteerd, wist niet hoe ze anders moest reageren. Stapte daarna een stuk vrolijker door het gangpad. Achter haar rug klonk gelach. Ze keek niet om.
| |
| |
De vlek op de stoel greep langzaam om zich heen. De bekleding te licht voor het gebruik waar deze stoelen aan onderworpen waren. De buurman verschanste zich in zijn nekkussen, afwachtend, moest ze nu excuses maken? Elena woog de situatie. Evalueerde de grofheid waarmee ze het extraatje weigerde. Wilde ze het wafeltje stiekem voor zichzelf bewaren? Misschien was het op een gegeven moment ergens goed voor. Noodrantsoen. Om iets te doen te hebben tijdens de paspoortcontrole op Logan International Airport. Soms duurde het uren. Vorig jaar was ze flauwgevallen nota bene, na eindeloos geschuifel door een labyrintische afzetting van piketpaaltjes met die akelige zwarte linten ertussen. Ze kwam bij op een stoel in het kantoor van Customs. Tegenover de douanier, een magere man die bezorgd haar pols bleef opnemen met een stopwatch, kon ze zich niet meer inhouden: ‘Dat vliegtuigvoedsel is vergif, ze behandelen ons daarboven als varkens.’
Het was alsof haar moeder in haar lichaam was getreden, de vleesgeworden verontwaardiging, geëvolueerd door generaties aan dwingende overtuigingen. Ze had de man stom aangekeken na haar uitbarsting en hij keek terug met een mooie, ernstige blik tot de tranen in haar ogen prikten. De gebruikelijke testvragen, had ze iets aan te geven, bij wie verbleef ze, wat was het doel van haar verblijf, ze bleven achterwege. Ze kon gewoon doorlopen. Uitval van vitale lichaamsfuncties is de garantie voor een soepele intocht in een vreemd land.
Ze keek naar de vlek op de stoel voor haar buurman. De stof die versleten om de rugleuning spande. Het vocht. Een paar stoelen verder waren beide stewards druk met het ophalen van het eerste rondje afval, de papiertjes, zakjes, bekers die ze kort daarvoor vol eten en drinken aan de hongerige en dorstige mensen hadden uitgedeeld. Ergens was het jammer, vond Elena, dat mannen in snelheid bij de vrouwen achterbleven, de rust van hun handelen was zeker fijn, de efficiëntie diende het eigenbelang. Maar waar waren de vrouwen als je ze nodig had? Een stewardess had de proestbui van de arme man van mijlenver gehoord, was over de stoelen gesprongen. Een beetje vrouw in de professionele dienstverlening wist in exact welke fase van de reis de passagier was beland. Een profetische gave.
Kritisch bekeek Elena het wafeltje, onder het glimmende cellofaan was de lucht vacuüm gezogen, een eetbaar object dat geen lucht
| |
| |
mocht krijgen tot het moment van vernietiging was aangebroken. In de boeken van Proust, vertelde vader voor het eerst toen zij nog op de middelbare school zat, en mama voor een paar maanden op reis was, was het een feest voor de zintuigen, je hebt vast op school gehoord van het beroemde koekje van Proust. Nee, dat had ze niet, en dat lag niet aan de leraren. Ze wist heus wel wat van literatuur, de beroemde, de klassieke, de onsterfelijke. Hij gaf niet op, ze wist toen nog niet dat hij er steeds weer over zou beginnen.
‘De madeleine, meisje, zodra je het boek gelezen hebt, blijf je de smaak herinneren.’
‘Sorry papa, hoe werkt dat dan? Details? Geur? Structuur?’
‘Foei! Wat een lelijk woord. Zou een genie als Proust nooit gebruiken.’
Of dit waar was of niet, bij papa wist ze dat nooit op het juiste moment. En later een fout aantonen, was volgens hem ongepast.
Opnieuw was het de buurman die haar afleidde. Hij was na zijn hoestbui weer op het voedsel gedoken, at ogenschijnlijk onverstoorbaar verder. Op een van zijn handen een rode vlek. Het wafeltje aan de rand van zijn dienblad, overbodig. Elena dacht na. De conversatie was opgedroogd en dat was niet de bedoeling. Wat kon ze nog zeggen na haar vet en zout en kunstmatigheid en chemicaliën?
‘Het was een grapje.’
‘Hm. Is prima, meisje. Eet toch wat.’
Een gemompelde instemming, gevolgd door een aansporing, alsof ze zijn gedachten had gelezen en hij dit wel wist, en woorden tussen hen eigenlijk onnodig waren. Toen herinnerde ze zich dat het bij een gedachte was gebleven die niet was uitgesproken. Twee vreemden die kibbelden om een kaaskoekje, meer waren ze niet.
‘Pardon.’
Iemand schraapte zijn keel. Het was de jonge steward. Hij hield beide handen op de rug, de kin een weinig opgeheven. Uit zijn houding sprak een merkwaardig soort misprijzen dat niet bij zijn jeugdige leeftijd paste, vond Elena. Het karretje achter hem puilde uit, dienbladen lagen gestapeld bovenop. De oudere steward liep op een drafje van hen vandaan, een overvolle vuilniszak torste hij met moeite boven zijn hoofd. De jonge steward keek zijn ijverige collega bewonderend na en zuchtte diep. Kennelijk stond hij al een tijd naast hun stoelen
| |
| |
in het gangpad te wachten. Toen hij merkte dat hij Elena's volledige aandacht had, stak hij zijn hand uit.
‘Geef maar hier.’
Een jongensstem, geen verrassing. Haar afval, graag. Ze schudde het hoofd, nee, kijk, alles lag er nog. Het was haar niet gelukt om het op te eten.
‘Niet gelukt.’
Hij echode haar woorden machinaal. Zijn ogen gingen over de snackbakjes, de papieren zout-en-pepersachets op hun beurt in plastic verpakt, als een filmcamera die vanuit de hoogte het landschap afspeurt, superieur aan de dingen daarbeneden. Elena volgde zijn blik, hoelang hij stilstond bij de cheesecake, het doosje eromheen. Wat zou hij denken, deze mensmachine; vond hij het belangrijk dat het materiaal van het doosje om de cake van hard plastic was, dat de vorm van de doos een stuk kaas moest voorstellen? Ze voelde zich onrustig worden en begon snel te praten, sneller nog dan de twee stewards net met elkaar deden tijdens hun geheimzinnig onderonsje, en het bloed suisde in haar oren; dat gebeurde vaak vlak voordat ze viel, en de kans was groot dat ze weer zou vallen, een uitval, ja, letterlijk, van haar organisme, en misschien was alles dan voorgoed opgelost. Hij bleef streng naar haar dienblad kijken en ze praatte en praatte, de mini-bestekset mocht mee, zei ze kleintjes, tijdens de vlucht zou ze het zeker niet gebruiken en thuis had ze bestek genoeg.
‘Thuis?’
Zijn stem sloeg over. Was hij boos of wat? Wacht even, mijnheer. Schrap thuis. Foutje. Op haar bestemming, in het huis van haar moeder, bedoelde ze. In de keuken. In de, eh, bestekla om precies te zijn. De zinnetjes en excuses klonken onoprecht, alsof ze opzettelijk loog. Het was echt waar dat ze naar haar moeder ging, maar dat ging hem niets aan. Snotjoch.
Ze voelde een belletje spuug op haar lip. Veegde het weg. Zou ze gaan huilen in het openbaar dan zeker niet om zoiets banaals als versmaad vliegtuigvoedsel.
‘Excuse me.’
De buurman. Hij klonk boos. Zijn buurvrouw was nog aan het eten. Zie je dat niet, jongeman? Dankbaar keek Elena op. Hij knikte haar toe, subtiel, een minimale beweging van zijn hoofd. Ze maakte kauwen- | |
| |
de bewegingen met haar kaken, terwijl haar handen nerveus zochten naar een vervolg, iets eetbaars op het dienblad. Aan de houding van de steward was niets van een reactie af te lezen, hij hield onbewogen alles in het vizier. De neerbuigende toon waarmee haar buurman het woord tot hem had gericht, deed hem kennelijk niet zo veel. Vreemd, vond Elena. Aardig was het niet. Onnodig autoritair. De meester tegen de knecht. De baas tegen de hond.
Ze deed alsof ze gretig at, beet in plastic, ritselde met zakjes, rukte cellofaan uiteen. Kauwde, hoestte, slikte. De oudere steward schoof aan. Hij had het tafereel vanuit de verte gevolgd, zei hij streng, en overwoog om een melding te maken bij de piloot.
‘Een melding?’
‘Ja. Van ongeoorloofd gedrag.’
Nu was het Elena's beurt om te schrikken. Ze proestte een propje papier op schoot. Haar buurman gaf geen kick.
‘Melden. Nou. Moet u doen. Ik eis een betere service. Deze jongedame hier heeft in geen tijden een fatsoenlijke maaltijd genoten.’
Hij had definitief zijn geduld verloren. Bij elke hap die ze zogenaamd nam, groeide zijn zelfvertrouwen. Hij was een ander mens geworden, een man, een held die ingreep als het moest.
‘Loop gerust door. Mijn buurvrouw is niet klaar met eten. Ga verder met uw werk. Schoonmaken, opruimen. Er is genoeg te doen, zo te zien. Het is hier een bende.’
Een bende? Dat ging te ver. De jonge steward rechtte zijn rug. Nam achter het karretje een positie aan die niets te raden overliet. Klaar om orders te ontvangen van zijn baas die pal achter hem stond. Elena's dappere buurman liet zich door dit machtsvertoon niet uit het veld slaan en speelde een troef uit die niemand had kunnen zien aankomen.
‘Ik zal me even voorstellen. Mijn naam is Stewart, moet u weten.’
Ja, inderdaad. Dat was toevallig.
‘Leuke samenloop van omstandigheden, vind u niet?’
Stewart was de naam en hij liet zich niet door een stel stewards de les lezen. Hij was een stuk luider gaan praten. Het incident bleef niet onopgemerkt, hoofden draaiden hun kant op, een baby begon te huilen. Een man riep vanuit het achterste deel van het vliegtuig dat er niets ging boven een vreedzame vlucht. Twee meisjes zongen het zieli- | |
| |
ge country liedje ‘Jolene’ en vervingen de naam Jolene door de naam Stewart, wat een rare verschuiving van de klemtoon opleverde.
‘Je kunt gerust een aanval faken,’ fluisterde Stewart tegen Elena, ‘als je het eten niet langer kunt hamsteren of verstoppen,’ en hij drukte zijn kin tevreden in de zachte bekleding van zijn worstkussen. Hij was door de situatie minder op haar vader gaan lijken, en meer zichzelf geworden, vond Elena. Ze dacht aan haar moeder, wat ze zou zeggen bij aankomst, de armen wijd, zoals altijd, verzuchtend dat de wachttijden dramatisch waren, en hoe het kon dat ze er weer uitzag alsof ze in geen dagen gegeten of gedronken had.
> Lees op revisor.nl een satellietverhaal
|
|